‘Ik neem mezelf waar in verwondering’

Brian de Mello 177 november / december 2017 Actualiteit

Annemiek Schrijver schrijft columns en boeken, maar vooral: ze interviewt. Op radio en tv. Voor de KRO-NCRV presenteert ze wekelijks op NPO 2 De Verwondering, zondagochtendgesprekken vol levensvragen, en op dinsdag Mijn Pelgrimspad. Op Facebook loopt de serie Al uw Levens-vragen in vijf minuten. Daarnaast is deze energieke journaliste zondags te horen op Radio 5 met Zin in Weekend en ze is hoofdredacteur van het tijdschrift De Verwondering. We gingen op bezoek bij deze wonderlijke vrouw om de rollen een keer om te draaien en háár te interviewen.

‘Het is hier in de hal een beetje lawaaiig. Zullen we anders naar een leegstaand kamertje gaan? Het is niet groot maar wel rustig.’ We verhuizen naar een mooi, inderdaad niet al te groot, glazen hok op de derde etage van het KRO-NCRV gebouw in Hilversum. Het eerste wat mijn 52-jarige gastvrouw doet is haar fraai-gehakte schoenen uitschoppen. Zo, dat lucht op. Ik merk dat ik iets conservatiever ben wat betreft het uitdoen van kledingstukken tijdens onze eerste date, dus ik houd de mijne maar aan.

Knel

Beknelling is haar allergie. Dat geldt niet alleen voor haar mooie schoenen, maar ook voor sociale regels. ‘Als kind zei ik per ongeluk: “ik moet naar een karweitje”, als het om een partijtje ging. Als iets “hoort” dan zie ik het vaak niet zitten. Ik voel me goed in eenzaamheid en dat dat over het algemeen betwijfeld wordt, daar moet ik me helemaal niets van aantrekken.’

Ze praat bijna therapeutisch over zichzelf. Zonder direct Jung en Freud erbij te halen, is de oorsprong van dit gedrag wel eenvoudig terug te voeren op haar jeugd. ‘Ik ben opgegroeid in een nogal strikte kerkgemeenschap, waar je eigen gevoelens niet belangrijk waren, je je niet moest aanstellen, de neuzen dezelfde kant op moesten staan. Dat blijft een oude stem in mij. En in het dagelijkse leven zijn er veel mensen om ons heen die er nog altijd zo over denken, al dat sociaalwenselijke. Ja, ik ben allergisch voor die schijnzorg, schijnbetrokkenheid en schijnverbinding.’

Welbeschouwd is het een wonder dat het ‘goed’ is gekomen met Annemiek Schrijver. Dat geeft mij voldoende moed om gelijk de hamvraag te stellen: wat is voor haar een wonder? ‘Dat is wel een heel brede vraag’, zegt ze al peinzend. ‘Soms denk ik: ik heb geen tijd om te werken, want ik leef om de wonderen te ontvangen. Dat is zo’n dagtaak dat ik eigenlijk niet hier op kantoor moet zitten. Zo, we zijn eruit. Interview klaar.’ We laten de glazen wanden trillen van het lachen.

Verborgen geschenk

‘Ik heb het gevoel dat alles wat op ons pad komt ons iets wil zeggen. Het enige wat ik te doen heb is me afvragen: wat? Wat wil het zeggen? Wat is dit nu weer voor wonderschone ontmoeting?’ Dat klinkt aannemelijk, en als gesprekspartner voel ik me gevleid, maar geef eens een voorbeeld. ‘We zijn net weer begonnen met opnames voor De Verwondering en onze eerste gast is schrijver Arthur Japin. Dat was een bijzondere ontmoeting. Waarom troost die man mij zo, vroeg ik me de hele tijd af. Dan ben ik dus twee uur lang bezig met dat wonderlijke waarom: waarom ik me zo verbonden voel met hem. Hoe kan het dat hij me zo’n vertrouwd gevoel geeft, waar ik jaren op kan teren? Ik zou mijn agenda graag iets minder vol willen hebben om alleen maar neer te kunnen zitten bij zo’n wonder.’

Ik graaf samen met haar nog wat dieper door op het mirakel dat zich kennelijk bij haar voltrekt in aanwezigheid van Japin. ‘Om tot creativiteit te komen zul je jezelf goed moeten kennen, om te weten wat voor jou de ideale omstandigheden zijn. Net als bij Japin geldt voor mij dat ik me terug moet kunnen trekken in alle rust. Misschien ook omdat de dagelijkse omgeving zo overdreven aanwezig is voor sommige poreuze types.’ En dan zijn we weer bij het begin van het verhaal. ‘Misschien ken je dat, als je iets wilt maken of schrijven. Dan zie ik mezelf een omtrekkende beweging maken, de afwas doen of in de tuin wroeten, en dan blijkt dat het verhaal ondertussen wordt “geboren”. Ik neem mezelf dan waar, vol verwondering.’

Die verwondering is de rode draad in haar bestaan. ‘Ik heb bijvoorbeeld ooit een volkstuintje gehad. Iedereen had daar een taakje. De mijne was de kassa van het winkeltje aldaar bedienen. Plotseling merkte ik dat ik niet kan rekenen. “Het rekent niet in mij”, dacht ik. En al die mensen maar wachten bij de kassa. Eventjes hoor. Zelfs als iets niet zogenaamd “positief” is, kan ik er vol vreugde naar kijken.’

Wat vinden haar dierbaren daarvan? ‘Het lijkt voor sommigen soms op dissociatie, alsof ik ergens vandaan vlucht, maar zo voelt het niet. Ik voel me juist steeds meer in verbinding staan met mezelf. Op die manier kijk ik ook naar ogenschijnlijke tegenslag: wat zou hier het cadeautje, het verborgen geschenk zijn? Dat vinden sommige mensen niet te doen, maar voor mij is het telkens een klein wonder. Mijn enige hobby bovendien.’

Bloem of onkruid?

Haar beste vriend is 89 jaar en sinds deze zomer ernstig ziek. Ze schrapte haar vakantieplannen, kwam bijna automatisch volledig in de ‘zorgstand’ te staan, en tot haar eigen verbazing genoot ze ervan. Vele uren brachten ze samen door in wachtkamers bij artsen. Schrijver: ‘Hoe vreemd het ook klinkt, dat was een mooie tijd. “Weet je”, zei hij lachend, “zelfs in een wachtkamer is het met jou leuk”. Dat is toch heerlijk en onvergetelijk? Als ik deze zomer naar een of ander overspannen vakantieoord was afgereisd had ik het waarschijnlijk niet zo fijn gehad als nu. Dat bedoel ik nou met wonderlijke momenten. Het is geen kwestie van goed of fout, maar ik zou veel meer tijd willen doorbrengen met de verwondering over al dat bijzonders.’

Annemiek Schrijver probeert oordeel-loos te kijken naar anderen en naar zichzelf. ‘Ik heb dat een beetje mogen oefenen toen ik ‘op boeddhisme zat’. Daar leer je dat. Bijvoorbeeld: wat is het verschil tussen een bloem en onkruid? Dat is een oordeel, maar wie bepaalt dat die ene bloem onkruid is?’

Het staat haaks op haar gereformeerde jeugdjaren. ‘Als kind zat ik al vol verwondering. Ik kon minutenlang in opperste verbazing naar het kerkorgel kijken. Of ik vroeg me op school af: wie heeft hier de regels vastgesteld? Er is vast iemand geweest die een A4’tje met regels heeft uitgedeeld toen ik ziek was. Waarom mogen de jongens lezen en moeten de meisjes handwerken? Of waarom moet ik doen alsof ik gymnastiek leuk vind? En ik vraag me nog dagelijks af wat ergens de onwrikbare, algemeen aanvaarde logica van is.’

Het is bijna paradoxaal om te zien wat Schrijver nu doet en te weten waar ze vandaan komt. ‘Wonderen waren niet aan de orde in de gereformeerde kerk. Elk mysterie werd daar volledig weggeredeneerd. Dat is de klucht van mijn leven, soms denk ik wel eens dat ze daarboven liggen te bulderen van het lachen: “kijk nou toch waar we haar hebben neergezet!”. De gereformeerde kerk was zo’n cerebrale kerk, het ging allemaal vanuit het hoofd, het ‘hoofd’-kantoor waar je koppijn van krijgt. Het woord stond centraal, terwijl ik het aanbidden van het mysterie, het willen verblijven bij het mysterie van het leven en de dood, vele malen aantrekkelijker vind dan het willen verklaren. Begrijp me goed: ik ben blij dat ik het heb meegemaakt, en heb er veel aan gehad, dus ik kijk er niet met wrok op terug, maar wel met… verwondering.’

Innerlijke Pippi

Schrijver noemt zichzelf ‘zeer religieus’. Het mysterie zoekend, vindend en dat we daarin verbonden zijn met elkaar. Dat vertaalt zich naar alledaagse dingen. Hoe komt het dat je bij de ene mens denkt dat je hem al jaren kent en bij de ander geen verbinding voelt?

‘Dat kan zelfs binnen familie het geval zijn. Er is misschien wel een ander niveau van familie. Zielsfamilie.’ Reden om anders te kijken naar vrienden en familie, ook als ze er niet meer zijn. ‘Ik heb nu meer verbinding met mijn overleden oudste broer dan toen hij leefde. De miscommunicatie is verdwenen maar de grondtoon is gebleven. Ik voel hem nu beter aan dan toen hij nog leefde. Ik snap hem nu beter, dat komt ook omdat we op zijn sterfbed nader tot elkaar zijn gekomen.’

Voor Schrijver staat het als een paal boven water: er is méér dan dit leven. ‘We zijn een hele ingenieuze computer maar we gebruiken alleen maar Word. Daarom zien we veel over het hoofd. Maar het is mogelijk je ‘hoofd’-kantoor te verlaten om af te zakken naar je hart. Ook tijdens interviews probeer ik dat, en als ik zelf word geïnterviewd, zoals nu.’

Ik werp onbewust een blik op haar fraai gelakte teennagels en tegelijkertijd praten we over de zin van het leven. ‘”Wat doe je hier?”, dat is een mooie vraag. Ik denk dat we iets mogen leren in dit leven. Soms heb je momenten van inzicht, alsof er een doek wordt opgetild, dan zie je plots verbanden. Ik heb dromen over “door de dood heen gaan”. Ik ben hier niet zozeer om iets te leren op intellectueel niveau, maar over het grotere mysterie. Het katholicisme spreekt me aan vanwege het eren van het mysterie in plaats van het oplossen ervan. Ik verblijf liever bij het mysterie.’

En wat komt ze hier op aarde nou doen? ‘Ik ben hier niet om over mensen te oordelen, maar wel om anderen het gevoel te geven dat ze er mogen zijn, met alles wat er is. Met name bij vrouwen merk ik dat ze in hun kracht gaan staan als ik de Pippi Langkous in mij laat zien. Als ik keet, kijken ze in de spiegel en denken ze: hé, dat mag ik ook. In elke vrouw zit een Pippi. Ik zie dat vrouwen het fijn vinden om hun schoenen uit te smijten, alsof ik ze “toestemming” geef om dat ook te doen. Zoals Pippi Langkous zegt: “ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan”.’

‘Annemieken’

Al pratend komen we tot een paar conclusies. ‘We zijn als mens bedoeld om te spelen. Het plezier dat je hebt omdat je leeft mag je koesteren.’

Ze verwijst naar het Joodse beeld: de schepping is nog niet af en wij kunnen God helpen om de schepping te vervolmaken. ‘Dat vind ik een speels idee. Rabbijn David Cooper noemt het in zijn boek God is een werkwoord simpelweg: wanneer ben je aan het “Annemieken”? Dat is hoe God jou heeft bedoeld als je echt helemaal in je element bent en dan help je hem de schepping te vervolmaken.’

Het bruggetje naar optimisme is snel gemaakt. ‘Optimisme vind ik een gek woord’, bekent ze. ‘Ik ben het wel, maar niet uit besluit. Ook daarover verwonder ik me. Ik denk dat optimisme vaak een innerlijke kracht kan zijn die opwelt als je het toelaat en er genoeg ruimte voor maakt. Ik ken mensen met depressie. We lezen er ook over dat het zo’n monster is. En ik ben echt dankbaar dat ik dat niet ken, da’s gewoon mazzel, het valt je toe. Veel dingen zijn geen besluit. Onder de douche kan ik dankbaar zijn dat er zomaar warm water uit komt; wat heerlijk dat ik het leven zo mooi mag vinden in plaats van dat het “zwart” is, dat is voor mij “genade”, om maar een gereformeerd woord te gebruiken. Het is een mysterie, niet alleen maar een besluit, als je een glas half vol kunt zien in plaats van half leeg. In die zin mag je jezelf gelukkig prijzen als optimist.’

Besef

Annemiek Schrijver heeft tijdens ons gesprek niet alleen haar voeten maar ook een deel van haar ziel blootgegeven. ‘Ook wij zijn een mysterie. Ik wil het niet ontrafelen, wel eren. Hoe meer inzicht, hoe groter het wonder wordt. Daarom vind ik interviewen ook zo leuk.’ Het is prettig vertoeven in gezelschap van deze mijmerende dame. ‘Ik heb een aantal creatieve personen om me heen die ik als mijn meest naaste mensen beschouw, maar het zijn allemaal individualisten. Voor mij is dat het bewijs dat je niet bij elkaar hoeft te zijn om elkaar te zien en van elkaar te houden. Het is voldoende als ik weet dat de mensen die ik hoog acht, op deze aarde lopen en liepen.’

Over haar publieke taak is ze duidelijk. ‘Als we naar voren treden hebben we een verantwoordelijkheid. We kunnen en moeten elkaar bekrachtigen. De boodschap is: je mag er zijn, je bent welkom. En dan mag je ook het achterste van je tong laten zien. “Laat je niet kennen” is een belachelijke uitdrukking. Als je ergens de mensen mee in de steek laat, dan is het wel dat je ze veroordeelt door aapjeskijk-tv. Thuis op de bank moet je opgelucht kunnen kijken: “Oh, gelukkig, ik ben niet de enige die dat heeft.” Dat soort programma’s hoop ik te maken.’

We ronden het interview af en mijn gastvrouw begeleidt mij ‘schoeiselvrij’ naar de uitgang. ‘Nu ik met jou praat voel ik, meer dan ik eerst besefte, dat ik het leven als een spel, een avontuur zie. Naarmate je ouder wordt ga je ook meer de onverwachte speelsheid van je ouders waarderen. Daar heb ik toch mijn nieuwsgierige grondhouding van meegekregen. Mijn moeder wist zeker dat we in het bos kabouters waarnamen. Ook ik betrap die kleine ventjes nog dagelijks tussen de bomen. Het wonder huist overal. Het leven is om gevierd te worden. Je zou toch voortdurend in lachen willen uitbarsten. Zelfs op kantoor!’ We schateren samen door de gangen van het omroepgebouw.

Speels, lachend en op blote voeten. Wat een wondermooi wijf.

Brian de Mello

Brian de Mello

Brian de Mello (1965) heeft een passie voor tekst en creatie. Die kan hij kwijt...

Meer over Brian de Mello >

Reacties

4 reacties op “‘Ik neem mezelf waar in verwondering’”

  1. Oh, wat doet dit artikel, deze ont- boezeming mij goed om te lezen. Dank je wel.
    Zoveel in bovenstaand schrijven is als een weldaad voor mij.
    Dat is een goeie: wie bepaalt welke bloem onkruid is? Ja, vastgeroeste patronen. Bij mij in de buurt worden wildgroeiende planten en bloempkens niet alleen onkruid genoemd, maar ook vuil.
    Vreselijk! Want je hebt wonderschone bloemetjes en planten die zomaar ontstaan zonder in een kas te zijn grootgebracht!

    Na ja, ik ben in zalige verwondering over Annemiek Schrijver, die zich verbaal goed kan uiten.
    Goed geschreven artikel. Ik voel mij er blij door.

    Goed begin van mijn nieuwe jaar @ dankbaar

  2. Beste Mathilde,

    Bedankt voor uw mooie reactie.
    Wat mooi om te lezen dat dit artikel u zo goed doet!

    – The Optimist

Geef een reactie