Bestrijdingsmiddelen en parkinson? Bingo!

The Optimist 16 dec 2022 Gezondheid

Vier jaar geleden kreeg Nathalie Kelderman te horen dat ze de progressieve ziekte van Parkinson heeft. In dit artikel beschrijft ze het proces voorafgaand aan de diagnose en de tijd erna. In haar onderzoek naar het waarom van de ziekte wordt het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw als mogelijke medeveroorzaker genoemd. Voor opheldering hierover interviewt ze prof. Dr. Bas Bloem, hoogleraar neurologie aan het Radboudumc, die recent het boek De Parkinsonpandemie schreef. Tenslotte maakt Kelderman de balans op en roept ze industrie, boeren, onderzoekers en politiek op hun gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen in het belang van het welzijn van alle burgers, en daarmee ook voor zichzelf.

DOOR: NATHALIE KELDERMAN

9 Mei 2018: deze datum zou voortaan een grens markeren tussen mijn leven voor die datum en mijn leven erna. Ik meldde mij op die bewuste dag met klachten aan mijn linkerarm en been bij de neuroloog.

Fysieke klachten

De jaren ervoor had ik een rondgang langs verschillende fysio- en andere therapeuten gemaakt om te achterhalen wat er met me aan de hand was. Het begon met last van mijn linkerlies bij het hardlopen en in de loop der tijd kwamen daar steeds meer klachten bij: pijn in mijn linkerarm en -schouder, een linkerarm en been die niet meer goed bewogen en moeite met schrijven. Ook had ik regelmatig een trillend gevoel in mijn linkerbeen. Er werd door al deze therapeuten niets gevonden wat de klachten kon veroorzaken.
Meerdere keren kreeg ik een cortisoneprik in de veronderstelling dat de liesklachten voortkwamen uit een ontsteking in de heup. Fysiotherapeuten adviseerden even helemaal niet te sporten, of het juist langzaam weer op te bouwen. De in arm- en schouderklachten gespecialiseerde fysiotherapeut adviseerde oefeningen om te zorgen dat de bewegingen van mijn linkerarm weer geautomatiseerd zouden worden, mijn linkerarm bewoog namelijk niet meer bij het lopen.
Wat ik nu weet en toen niet wist, is dat het niet meebewegen van een arm bij het lopen een typisch kenmerk is van de ziekte van Parkinson. Wat ik nu ook weet is dat je daar dus niets aan kunt veranderen: het is het gevolg van de haperende motoriek als gevolg van het dopaminetekort veroorzaakt door Parkinson. Kennelijk en helaas waren alle fysiotherapeuten die ik in die jaren bezocht daar dus niet van op de hoogte. Helaas: het had mij namelijk heel wat frustrerende jaren van zoeken en nodeloos oefenen gescheeld.

Wat heb ik nou toch?

Mijn eigen houding ten aanzien van deze klachten veranderde in de loop der jaren. Ik vond het niet meer kunnen hardlopen wel vervelend, maar ik kon nog genoeg andere dingen. Ik vond het hooguit vervelend dat ik niet wist wat de oorzaak hiervan was. Verder had ik daar in het dagelijkse leven geen last van. Dit werd alleen met het toenemen en uitbreiden van de klachten wel steeds meer het geval. Ook begon ik me toch wel wat ongemakkelijk te voelen bij alle klachten en vroeg me af: wat zou er nu toch met me aan de hand zijn? Ik meldde me zelfs ziek op mijn werk, omdat ik dacht dat de trilklachten aan mijn been en arm een teken waren van overspannenheid. Mijn drukke baan gaf daar best aanleiding toe.
Tijdens deze ziekteperiode bezocht ik een osteopaat: dat was een behandeling die ik nog niet gedaan had en die me wellicht van mijn vervelende trilklachten af zou kunnen helpen. Na een aantal behandelingen constateerde zij dat ik er niet op reageerde. Ze had het idee had dat het trillen autonoom leek, waarmee zij bedoelde: het gaat vanzelf, je hebt er geen bewuste invloed op. Zij adviseerde me daarom een neuroloog te bezoeken.
Tot op de dag van vandaag ben ik haar heel dankbaar voor deze alertheid. Al die jaren in het reguliere medische circuit hadden me niets opgeleverd en enkele keren bij deze osteopaat dus wel, zou achteraf blijken.
Ik weet nog dat ik alleen en zonder verwachting naar de neuroloog ging: ik ging er vooral heen om ernstige dingen, zoals bijvoorbeeld een hersentumor, uit te sluiten.

De diagnose

De neuroloog stelde me vragen en ik moest een stukje lopen en een paar testjes doen, zoals het tikken met de vingers tegen de duim (inmiddels een vertrouwd ritueel tijdens bezoeken aan de neuroloog). Binnen tien minuten concludeerde ze dat ik de ziekte van Parkinson had.
Deze diagnose kwam als een donderslag bij heldere hemel. Ik was totaal niet voorbereid op dit slechte nieuws. Parkinson associeerde ik met prins Claus en oude mensen die stijf bewegen en trillen. Ik was 47! Ongeloof was wat overheerste: hoezo had ik de ziekte van Parkinson?

Rouw en betekenisgeving

Na deze diagnose volgde een proces van rouw en betekenisgeving. Er is de schrik, het ongeloof, de verslagenheid. Ook vallen er puzzelstukjes op zijn plaats. Klachten die ik al jaren had, kregen met terugwerkende kracht betekenis: dus daarom had ik een sleepbeen bij het hardlopen, daarom moest ik trillen bij die presentatie, daarom heb ik moeite met schrijven. Wat ik moeilijk vond is uit te vinden wat deze ziekte, die progressief is, betekende voor mijn werkende leven: kon ik nog door in mijn hectische baan? Ook cognitieve taken kosten meer moeite als je Parkinson hebt. Het antwoord daarop bleek in de loop der tijd ‘nee’. Dit gaf aanvankelijk rust en het gevoel niet meer te hoeven, maar na enige tijd kwam de onvermijdelijke vraag: wat kan ik dan nog wel bijdragen? Stukje bij beetje lukt het me hieraan nieuwe invulling te geven.
Parallel aan het proces van rouw en betekenisgeving is het proces van kennis vergaren. De afgelopen jaren heb ik veel informatie gezocht en gevonden waardoor ik inzicht heb gekregen in de complexiteit van de ziekte van Parkinson. Wetenschappers weten wat er gebeurt in de hersenen, maar middelen of methoden om de ziekte af te remmen of te stabiliseren zijn er nog niet.

De ziekte van Parkinson is een ongeneeslijke hersenaandoening die relatief vaak voorkomt. In 2019 werden 52.900 mensen met parkinsonisme geregistreerd bij de huisarts. Het gaat hier om alle vormen van parkinsonisme, waarvan de ziekte van Parkinson het meest voorkomt. De aandoening begint meestal bij mensen tussen de 50 en 60 jaar. Toch is een klein deel van de patiënten, ongeveer 10 procent, jonger dan 40 jaar. De ziekte wordt veroorzaakt door een tekort aan de stof dopamine.
Patiënten hebben vaak last van trage bewegingen, spierstijfheid, moeite met lopen en met het bewaren van het evenwicht. Veel mensen met deze ziekte krijgen ook last van trillingen, een tremor. Naast bewegingsstoornissen kan Parkinson ook veranderingen veroorzaken in andere hersenfuncties wat leidt tot gedrags- en cognitieve problemen. Zo wordt het lastiger om informatie op te nemen en kun je bijvoorbeeld moeite hebben om je aandacht ergens bij te houden. Daarnaast kun je ook last krijgen van een depressie of slapeloosheid.
Wat gebeurt er in de hersenen? Op celniveau is de ziekte van Parkinson het resultaat van het verlies van cellen die dopamine produceren in het hersengebied dat de substantia nigra (de zwarte kern) heet. Dopamine is een boodschapper in de hersenen die het mogelijk maakt voor zenuwcellen om met elkaar te communiceren. Het is belangrijk voor bepaalde functies van het zenuwstelsel, zoals beweging, genot, aandacht, stemming en motivatie. Een tekort zorgt er dus voor dat er problemen ontstaan met deze functies.

Domme pech of oorzakelijk verband?

Hoe komt het dat ik de ziekte van Parkinson heb gekregen? Had ik iets kunnen doen om het te voorkomen? Dit zijn vragen die regelmatig bij me opkomen. Over de oorzaken van Parkinson lees ik steeds vaker over de rol die bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden in de landbouw hierbij spelen. Zo kreeg ik het veelzeggende plaatje te zien van een kaart van Frankrijk waarop aangegeven staat waar veel wijnteelt is, gecombineerd met een kaart waarop het aantal mensen met Parkinson is aangegeven. Te zien is een duidelijke overlap tussen beide kaarten: op plaatsen met veel wijnteelt zijn ook veel mensen met Parkinson geregistreerd. In Frankrijk is deze ziekte mede om die reden aangemerkt als beroepsziekte, net als in Italië. Indrukwekkend vind ik dit zeker, maar een verklaring voor mijn eigen Parkinson geeft dit me niet. Ik heb niet gewerkt met bestrijdingsmiddelen en heb ook niet gewoond in de buurt van een landbouwgebied waar dit veel gebruikt werd.
Over het waarom van ziekte in het algemeen lopen de meningen uiteen. Aan de ene kant van het spectrum vind je een groep die ik de ‘domme-pech-groep’ noem. De term geeft al aan hoe deze groep ziekte beziet: je probeert zo goed mogelijk te leven en toch kunnen ziektes je overkomen. ‘Waarom?’ is een zinloze vraag, omdat je er nooit antwoord op krijgt. Het is gewoon domme pech dat de een wel en de ander niet een ernstige ziekte krijgt. Beter is het te accepteren en voor zover mogelijk door te gaan met leven. Tot op zekere hoogte kan ik me vinden in deze manier van denken. Het voorkomt in ieder geval een heleboel hoofdbrekens en vragen over wat je anders had kunnen doen.
Aan de andere kant van het spectrum is er een groep die voor alle ziekte een verklaring en betekenis probeert te vinden. Die kan gevonden worden in externe ziekmakers, zoals virussen of bacteriën, genetische factoren, maar ook in energetische oorzaken. De redenering bij deze laatste is dat ons lichaam geblokkeerd kan raken door onverwerkte emoties die kunnen leiden tot ziekte.
Mijn positie binnen dit spectrum is in de jaren sinds mijn diagnose enigszins gaan schuiven. Hoewel ik graag de ongecompliceerde domme-pech-redenering zou willen aanhangen, zijn er toch dingen die je zelf kunt doen om de kans op ziekte te verminderen, denk aan een gezonde leefstijl. Ook denk ik dat onverwerkte emoties zeker een effect hebben op je lichamelijke dan wel geestelijke gezondheid.

Bingokaart

De waaromvraag van mijn parkinson blijft me bezighouden. Dit komt mede door de overal opduikende informatie over de al eerder aangehaalde relatie tussen bestrijdingsmiddelen en het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Zo was er een aflevering van Zembla, genaamd Parkinson op het platteland, en ook in diverse dagbladen verschijnen artikelen met deze strekking. Een ervaringsdeskundige die mijn denken op dit gebied scherpte is Marina Noordegraaf. Via haar website Sparks maakt ze onder andere wetenschappelijk onderzoek over Parkinson inzichtelijk via tekst en illustraties. Van haar staat me de metafoor van de bingokaart bij. Of je Parkinson krijgt, hangt af van verschillende factoren, dit zijn de kruisjes op je bingokaart. Eén van de kruisjes kan het werken met en blootstelling aan bestrijdingsmiddelen zijn. Wat de andere kruisjes zijn en of je dus ‘bingo’, c.q. Parkinson krijgt, is bij iedereen verschillend. Er kunnen erfelijke factoren meespelen, ook zijn er aanwijzingen dat er een relatie is tussen de darmen en het ontstaan van de ziekte. Parkinson is waarschijnlijk meestal het gevolg van een wisselwerking tussen omgevingsinvloeden (zoals blootstelling aan bestrijdingsmiddelen) en erfelijke factoren. Ook hoofdletsel door ongelukken, bokssport of profvoetbal kunnen zorgen voor schade aan dopamineproducerende cellen.
Er is in ieder geval zoveel duidelijk dat alleen de domme-pech-redenering gezien deze informatie bij mij geen standhoudt.
Wat me tenslotte vooral alerteerde, is de aandacht die neuroloog Bas Bloem aan de rol van bestrijdingsmiddelen bij het ontstaan van Parkinson toebedeelt. Tot recentelijk ging het vooral over het werken met bestrijdingsmiddelen of het in de buurt wonen van een gebied waar deze worden gebruikt. Hij gaat echter een stapje verder en zegt in zijn nieuwe boek De Parkinsonpandemie dat deze middelen in de voedselketen terechtkomen en via deze weg ons allemaal bereiken. Hij spreekt in dit verband ook over Parkinson als een ‘man made disease’. Als ik dit op me in laat werken levert het me een mix van verbazing, ongerustheid, boosheid en machteloosheid op.

‘Man made disease’

Een ‘man made disease’, wat zegt hij daarmee eigenlijk? Een ziekte dus die de mens zelf heeft gecreëerd. Ik hoor erin dat ik kennelijk via mijn voedsel bestrijdingsmiddelen tot me genomen heb die een kruisje, of misschien wel meerdere, op mijn parkinson-bingokaart hebben opgeleverd. En dit zonder me ervan bewust te zijn.
Als ik dit deel met een aantal Parkinson-vriendinnen, krijg ik van hen de reactie: ja, maar jij hebt hetzelfde voedsel binnen gekregen als je zusjes die de ziekte van Parkinson niet hebben, en jij wel. Dit geeft alweer aan dat de relatie niet zo eenduidig is en dat je niet kunt zeggen: jij hebt via je voedsel te veel bestrijdingsmiddelen binnengekregen, dus dat is de oorzaak van jouw ziekte van Parkinson. Maar toch…
Als het echt zo is dat dit een factor is in het ontstaan van de ziekte van Parkinson, dan is het toch eigenlijk ongelooflijk dat er nog steeds bepaalde bestrijdingsmiddelen gebruikt worden? En dat we dat gewoon laten gebeuren? Ik ga te rade bij professor Bloem.

Je schreef het boek De Parkinsonpandemie, samen met Jorrit Hoff. Waarom spreek je over een pandemie? Het is toch geen infectieziekte?
‘We spreken over een pandemie, omdat de ziekte van Parkinson aan veel criteria van een pandemie voldoet. De ziekte komt overal ter wereld voor. In bijna elke regio neemt het aantal nieuwe patiënten met de ziekte van Parkinson toe. Ook lijkt de ziekte zich, net zoals besmettelijke pandemieën, snel te verspreiden en te vermenigvuldigen, zeker naarmate de industrialisatie toeneemt. Dit gebeurt dus niet via een besmettelijke infectie, maar via nieuwe dragers als verstedelijking, globalisering en de wijdverspreide aanwezigheid van giftige stoffen in ons milieu.’

In het boek geef je aan dat er een verband is tussen langdurige blootstelling aan bestrijdingsmiddelen en een verhoogd risico op het ontstaan van parkinson. Waaruit bestaat het bewijs hiervoor?
‘Er is inderdaad een verhoogd risico op het ontstaan van parkinson door langdurige blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. Het bewijs voor dit verband bestaat uit drie elementen. Ten eerste zijn er vele zogenaamde landkaartstudies die een sterk verband aantonen tussen het gebruik van bepaalde bestrijdingsmiddelen en het risico op het krijgen van parkinson. Ten tweede laat onderzoek zien dat meer ziektegevallen optreden onder degenen die er het meest aan zijn blootgesteld (zoals boeren, maar ook omwonenden van landbouwpercelen). Ten derde zijn er dierstudies waarbij blootgestelde muizen de kenmerken van de ziekte krijgen, als gevolg van aangetoonde beschadiging van de dopamine producerende cellen in dat deel van de hersenen dat normaal gesproken dopamine produceert, de zogenaamde substantia nigra.’

‘Studies tonen een sterk verband aan tussen bestrijdingsmiddelen en parkinson.’

Om welke bestrijdingsmiddelen gaat het?
‘Het gaat om een lange lijst van giftige stoffen en omvat onder andere paraquat, rotenon, maneb, mancozeb en glyfosaat. Deze middelen zijn, met uitzondering van glyfosaat, in Nederland inmiddels allemaal verboden. Maar in de Verenigde Staten wordt bijvoorbeeld nog steeds paraquat gebruikt, een stof die de sterkste link heeft met parkinson. Het wordt op landbouwgrond door de hele Verenigde Staten gebruikt, vooral bij het telen van mais, soja, tarwe, katoen en druiven. Engeland is bovendien nummer één exporteur van paraquat ter wereld. Via vervuiling van geïmporteerde voedselproducten kan dit in de EU verboden middel dus weer op het bord van de Europese consument terechtkomen. Dan is er het bestrijdingsmiddel glyfosaat dat in Nederland nog steeds wordt gebruikt. Het is niet zeker of glyfosaat een veroorzaker van parkinson is, maar er is wel een aantal studies dat dit suggereert.’

Glyfosaat wordt in Nederland nog steeds gebruikt. Hoe kan dit?
‘Het huidige gebruik van glyfosaat valt binnen de Europese wet- en regelgeving, die wordt uitgevoerd door het European Food and Safety Agency (EFSA). Het probleem is alleen dat die regelgeving gebaseerd is op een screeningsmethode die niet voldoet. Er wordt bij deze screening, ofwel de testen voor toelating, namelijk niet specifiek gekeken naar eventuele schade voor zenuwcellen in de substantia nigra. Meer specifiek worden er geen gerichte celtellingen verricht in de substantia nigra nadat de muis is overleden. Dit is voor wat betreft de ziekte van Parkinson een tekortkoming, omdat verschijnselen van parkinsonisme pas ontstaan als zo’n 70 procent van de dopamine producerende zenuwcellen verloren zijn gegaan. Wanneer een bepaald bestrijdingsmiddel tijdens de toetsing 60 procent van de zenuwcellen zou beschadigen, dan beweegt het proefdier weliswaar nog wel normaal, maar dat wil niet zeggen dat het middel veilig is en geen risico op parkinson geeft.
Een andere tekortkoming in de Europese screening is dat bestrijdingsmiddelen meestal apart worden getest, terwijl in de praktijk mensen vaak worden blootgesteld aan combinaties ervan. Dus zelfs als blijkt dat blootstelling aan glyfosaat niet schadelijk is, dan nog is niet uitgesloten dat deze in combinatie met andere toxische stoffen alsnog giftig is voor de substantia nigra en daarmee het risico op het krijgen van parkinson kan vergroten.
Zolang deze gerichtere screening van bestrijdingsmiddelen ontbreekt, kunnen bedrijven die deze middelen produceren zich hierachter blijven verschuilen en kan glyfosaat in Nederland gewoon gebruikt blijven worden. Wat duidelijk is, is dat er enorme economische belangen mee gemoeid zijn van zowel de boeren als de industrie. De lobby vanuit deze sectoren is dan ook groot en machtig.’

‘Er is een kanteling in de bewustwording, bij zowel het brede publiek als bij politici en onderzoeksinstituten.’

De onderzoeksgemeenschap maakt zich dus hard voor gerichter onderzoek en screening naar onder andere glyfosaat. Wat is de actuele stand van zaken op dit punt?
‘Recent is daar een belangrijke stap in gezet. Er heeft onlangs een Europese werkconferentie plaatsgevonden over dit onderwerp, waarbij ook de EFSA aanwezig was. Een belangrijke conclusie van deze conferentie was dat er breed gedragen consensus was dat de huidige screeningsprocedures voor glyfosaat met betrekking tot parkinson inderdaad niet kloppen. Dit is een belangrijke erkenning voor wat wetenschappers hebben aangedragen. Ook bestaan er goede ideeën over hoe dit beter kan, zoals de gerichte celtellingen bij muizen en uiteindelijk het ontwikkelen van goede alternatieven voor dierproeven. Dat kost alleen wel tijd.’

Bloem zegt dat hij denkt dat er tussen nu en vijf jaar een beter toetsingsbeleid moet zijn. Dan kun je alle op dit moment gebruikte middelen nog eens tegen het licht houden en ook kijken naar de cocktails van bestrijdingsmiddelen.
Naast onderzoek naar glyfosaat is er in de Verenigde Staten al onderzoek gedaan waaruit blijkt dat bepaalde cocktails van veel gebruikte bestrijdingsmiddelen ook in lage dosering heel giftig zijn. Vanuit wetenschappelijke zorgvuldigheid begrijpt Bloem dat er meerdere onderzoeken moeten worden gedaan. ‘Maar,’ vraagt hij zich hardop af, ‘moet je met het oog op de gezondheid van mensen met onderzoek wat er al is deze middelen pas verbieden als onomstotelijk bewezen is dat het inderdaad schadelijk is, of verbied je nu deze middelen totdat is aangetoond dat ze al dan niet veilig zijn volgens de verbeterde screening?’ Uiteindelijk is dit, gezien de enorme economische belangen die met het al dan niet verbieden van bestrijdingsmiddelen gemoeid zijn, een politiek besluit.’

Glyfosaat is een herbicide, een bestrijdingsmiddel dat in de landbouw wordt gebruikt om onkruid, dat het gewenste gewas verhindert in groei, te verdelgen. Het wordt ook gebruikt om graslanden dood te spuiten, zodat ze makkelijker bewerkt kunnen worden.
Dit bestrijdingsmiddel is een organische fosforverbinding welke ruim kan worden ingezet. In de jaren ‘70 heeft het Amerikaanse bedrijf Monsanto deze stof voor het eerst op de markt gebracht onder de productnaam Roundup. Overigens hebben alle Nederlandse tuincentra met elkaar afgesproken per 1 juli 2022 te stoppen met de verkoop van middelen aan particulieren waarin glyfosaat verwerkt is.
Glyfosaat is een systemische totaalherbicide. Dit wil zeggen een chemisch bestrijdingsmiddel dat door het blad wordt opgenomen, waarna het door de gehele plant wordt getransporteerd, zodat niet geraakte bladeren en de wortels ook afsterven.
Glyfosaat hoopt zich op in het eetbare deel van de plant. Dus in de graankorrel, maïskorrel of de boon. Aangezien onze basisvoeding voor een groot deel daaruit bestaat, krijgen we (als we niet-biologisch eten) veel glyfosaatrijk voedsel binnen.
Omdat glyfosaat zo veel gebruikt wordt, zie je het afbraakproduct ‘ampa’ veel terug in ons drinkwater en oppervlaktewater.

Op welke manier kunnen deze bestrijdingsmiddelen ervoor zorgen dat mensen parkinson krijgen? Hoe vindt het zijn weg in het lichaam?
‘Dit kan op drie manieren. Ten eerste kun je deze stoffen inademen, ten tweede kun je ze binnenkrijgen via het eten van voedingsmiddelen die bestrijdingsmiddelen bevatten en ten derde kun je ze opnemen via je huid. Een van de eerste, vroege verschijnselen van parkinson is een verminderde reuk. Dit komt waarschijnlijk omdat mensen giftige stoffen inhaleren. Een ander vroeg verschijnsel van parkinson is obstipatie. Dit komt waarschijnlijk omdat bestrijdingsmiddelen via de voedselketen je darmen binnenkomen en daar de eerste schade aanrichten. Vanuit de darmen of de neus verspreidt de ziekte zich vervolgens naar de hersenen.’

Zijn we in Nederland al zover dat we net als in Frankrijk en Canada bijvoorbeeld kunnen aangeven waar zich hoge concentraties van inwoners met parkinson bevinden?
‘Dat kan op dit moment nog niet, maar er is in het najaar van 2021 gestart met een zogenaamd landkaartonderzoek. Hierbij wordt met onder andere CBS-data en zorgdeclaratiegegevens een nauwkeurige landkaart van Nederland gemaakt waarbij wordt gekeken of en waar zich hotspots bevinden waar parkinson extra vaak voorkomt. Daarna zal er ‘case control’-onderzoek plaatsvinden. Hierbij worden mensen met parkinson gematched met andere mensen die er heel erg op lijken. Er wordt dan heel gedetailleerd teruggekeken naar wat zij hebben gegeten, waar ze hebben gewoond, of er een fabriek bij hen in de buurt stond, of er landbouwpercelen waren, et cetera. Aan de hand hiervan wordt er gekeken of er op die manier kan worden aangetoond dat mensen die parkinson hebben veel vaker zijn blootgesteld aan giftige stoffen dan mensen die de ziekte niet hebben.’

Je zegt dat bestrijdingsmiddelen ons allen bereiken via de voedselketen. Bestaat er wetenschappelijk bewijs voor dat je parkinson kunt krijgen door het eten van bespoten voedsel?
‘Als je puur kijkt naar de harde wetenschap is er geen bewijs dat pesticiden in de voeding een oorzaak van parkinson zijn. Ik maak me er zorgen over, maar wetenschappelijk aangetoond is dit nog niet.’

Maar toch raad je mensen aan biologisch te eten. Vind je niet dat je dan een dubbele boodschap geeft?
‘Ik krijg mensen in mijn spreekkamer die mij vragen om handvatten wat ze zélf kunnen doen. Dan zeg ik dat als ik parkinson zou hebben, ik biologisch zou gaan eten. Maar puur formeel is dat (nog) niet hard wetenschappelijk aangetoond dus.’

Ik heb zelf de ziekte van Parkinson, maar heb niet gewerkt met bestrijdingsmiddelen of in de buurt gewoond van percelen waar bestrijdingsmiddelen gebruikt werden. Zou het kunnen dat ik de ziekte heb gekregen door het eten van niet biologische producten en het drinken van niet-biologische wijn?
‘Ik maak me over de reguliere wijn hartstikke veel zorgen, ikzelf drink geen gewone wijnen meer. Het lastige is dat je niet kunt zeggen “mevrouw X heeft Parkinson gekregen omdat ze te veel rode wijn heeft gedronken. Ook na zo’n case control-onderzoek kan dat niet, want er volgen conclusies op groepsniveau. Daar kun je als individu wel weer dingen uit afleiden natuurlijk. Het is een optelsom van dingen die voor iedereen weer anders is.’

Hoe zie je de toekomst betreft het onderzoek naar de oorzaken van de ziekte?
‘Er is een kanteling in de bewustwording, bij zowel het brede publiek als bij politici en onderzoeksinstituten als het RIVM. Het besef dat parkinson snel groeit, en dat deze groei voor een deel aan onszelf te danken is, neemt toe op alle niveaus. Dat vind ik op zich al goed nieuws.
Daarnaast hebben we in Nederland een eerste stuk financiering gekregen om deugdelijk onderzoek te verrichten, waaronder het eerdergenoemde landkaartonderzoek. Daarnaast zijn we voor het RIVM bezig geld te verwerven voor een beter toetsingsbeleid. Tussen nu en vijf jaar moeten we dan ook over betere screeningsmethoden beschikken om pesticiden kritischer tegen het licht te houden en definitief te besluiten of ze wel of niet veilig zijn om daarmee uiteindelijk te komen tot een beter en schoner Nederland. Dit is niet morgen opgelost, maar ik zie wel beweging.’

De balans opmaken

Na het gesprek met Bloem maak ik de balans op: wat blijft er over van mijn verontwaardiging over het gebruik van bepaalde bestrijdingsmiddelen? Om eerlijk te zijn: best veel.
Wat ik van het gesprek met Bloem heb geleerd, is dat de meeste bestrijdingsmiddelen waarvan heel duidelijk is dat ze schadelijk zijn, inmiddels in Nederland niet meer gebruikt worden. Dit is op zich goed nieuws, maar er is een andere kant aan dit verhaal. Namelijk dat het veel gebruikte bestrijdingsmiddel glyfosaat nog wél is toegestaan terwijl vanwege de ontoereikende screeningsprocedures voor dit middel niet met zekerheid gezegd kan worden dat het niet schadelijk is, noch op zichzelf, nog in combinaties met andere middelen. Gelukkig is er sinds kort de erkenning door het EFSA dat er betere screeningsmethoden moeten komen. Maar, dit is een proces dat nog enige jaren zal duren.
Tot die tijd wordt het middel nog steeds gebruikt met mogelijke ernstige gezondheidsschade voor duizenden mensen tot gevolg. Al jaren wordt door wetenschappers gepleit voor het toepassen van het voorzorgsbeginsel: zolang niet onomstotelijk bewezen is dat bestrijdingsmiddelen niet schadelijk zijn, zou je ze op basis van dit beginsel moeten verbieden. Dit gebeurt dus wat betreft glyfosaat nog niet.

Belangen verdedigen

Wat me in de hele discussie over het bestrijdingsmiddel glyfosaat opvalt is het verzet tegen verandering op dit punt door spelers die gebaat zijn bij het gebruik van dit middel, te weten de agrarische sector en de industrie die deze middelen produceert. Hoewel de wetenschappelijke bewijzen zich opstapelen, blijven deze spelers zich vanwege de grote economische belangen tot nu toe verschuilen achter de Europese wet- en regelgeving. Hoewel dit begrijpelijk is vanuit puur economisch perspectief, heb je als bedrijf en sector toch ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid om verder te kijken dan je neus lang is? Je zou als bedrijf ook kunnen denken: als zoveel wetenschappers zich druk maken over de mogelijke schadelijke effecten op de gezondheid van mensen van een middel dat mijn bedrijf produceert, dan moet ik hier misschien mee stoppen en actief naar alternatieven zoeken. Je zou er zelfs voor kunnen pleiten dat deze grote bedrijven een financiële bijdrage leveren aan het onderzoek naar deze middelen. Immers, ze zijn wellicht verantwoordelijk voor aanzienlijke gezondheidsschade.
De agrarische sector, c.q. de boeren die glyfosaat gebruiken, hanteren het argument dat ze zonder dit bestrijdingsmiddel minder hoge opbrengsten kunnen genereren en dat daarmee de voedselzekerheid in het gedrang komt. De alternatieven zouden veel minder effectief zijn. Ook wordt aangedragen dat hiermee de concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw zou worden ondermijnd, vanwege hogere kosten van alternatieven. Hoewel de zorg van de sector zeker serieus genomen moet worden, vraag ik me af of er vanuit de sector voldoende inzet wordt gepleegd om deze alternatieven actief te onderzoeken. Wat ook niet vergeten moet worden, is dat boeren die werken met glyfosaat en de omwonenden van gebieden waar dit gebruikt wordt de grootste risico’s lopen op gezondheidsschade in de vorm van de ziekte van Parkinson.
En dan is er de wat dubbelzinnige rol die de politieke instituties in dit krachtenspel spelen, zoals het European Food and Safety Agency (EFSA). Het is immers hun wet- en regelgeving die ervoor zorgt dat glyfosaat tot op de dag van vandaag als niet schadelijk wordt aangemerkt, en die de industrie en de landbouwsector een vrijbrief geeft voor het gebruik en de productie van dit middel. Het eerder geopperde voorzorgsbeginsel wordt dus niet toegepast.

Perspectief in Nederland

Waar ik blij mee ben is dat in Nederland en binnen de EU onderzoekers steeds meer gehoor vinden bij de politiek om te pleiten voor afschaffing van glyfosaat en te kijken naar alternatieven. Zo berichtte het VPRO onderzoeksprogramma Zembla op 21 oktober 2022 op haar website: ‘Landbouwminister Piet Adema wil dat boeren stoppen met het doodspuiten van grasland en vanggewassen met de omstreden onkruidverdelger glyfosaat.’ ‘Ik ben daarover met de sector in gesprek’, zei hij tijdens een commissiedebat na vragen van D66-Kamerlid Tjeerd de Groot. De minister wil nog geen deadline stellen, maar belooft dat er binnen een paar jaar een alternatieve methode is om akkers te ‘resetten’. Het ministerie liet aan Zembla weten dat Adema die overgang ‘financieel wil stimuleren en op een termijn van enkele jaren ook verplichten.’ Hoewel voorzichtig, zijn dit wel belangrijke stappen.
Nederland stelde tot voor kort dat er geen verbod op glyfosaat mogelijk was, omdat het in zou druisen tegen de EFSA wet- en regelgeving. Van belang in dit verband is de recente analyse van dr. H. Schebesta van Wageningen University & Research (WUR) waarin wordt geconcludeerd dat een verbod op bepaalde toepassingen van glyfosaat houdende middelen juridisch gezien wel degelijk mogelijk is.
Met deze juridische basis zou Nederland ervoor kunnen kiezen een stap vooruit te zetten en glyfosaat sneller kunnen verbieden. Andere landen, zoals Luxemburg, hebben hier al stappen in gezet. In 2020 introduceerde de Luxemburgse landbouw het geleidelijke verbod op de verkoop van glyfosaat. En vanaf 2020 is het gebruik ervan verboden. In Duitsland wordt het gebruik van glyfosaat eind 2023 verboden.

Bestrijdingsmiddelen in de voedselketen

Na het gesprek met Bloem weet ik nu dat er nog geen wetenschappelijk bewijs is dat ik door het drinken en eten van niet-biologische producten Parkinson zou hebben gekregen. Dit zou een geruststelling kunnen zijn, maar dat is het niet. Het heeft me meer het gevoel gegeven dat er zoveel giftige stoffen in ons milieu aanwezig zijn, waarvan we nog de helft niet weten wat ze kunnen veroorzaken. Ik heb in dit stuk namelijk alleen gesproken over glyfosaat, maar er zijn meer middelen die aanwijzingen geven dat ze schadelijk kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld het veel gebruikte oplosmiddel tichloorethyleen (TCE). Ik heb dus meer het gevoel een topje van een ijsberg te hebben ontdekt waar in het geheel nog heel wat rotzooi te vinden is. Ik begrijp nu ook de opmerking van Bloem dat Parkinson – in ieder geval voor een deel – een door de mens veroorzaakte ziekte is: een man made disease.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid

In het krachtenspel van industrie, agrarische sector en wetenschap trok de wetenschap tot nu toe telkens aan het kortste eind. Met het oog op al die mensen die gezondheidsschade hebben ondervonden van het gebruik van glyfosaat is dit een hard gelag. In welke sector je ook werkzaam bent, en welk belang je ook vertegenwoordigt, allemaal zouden ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten voelen jegens de burgers. Zij zijn uiteindelijk degenen die de prijs betalen en mogelijke gezondheidsschade oplopen. Het is feitelijk een ethisch vraagstuk: wat weegt zwaarder, economische belangen of het welzijn van de burger?

En hoe zit het voor mij persoonlijk?

Sinds ik weet dat ik de ziekte van Parkinson heb, ben ik zoveel mogelijk biologisch gaan eten en drinken. Ook probeer ik mijn man en zoon dit mee te geven. Regelmatig krijg ik de wat cynische vraag: maar jij hebt het toch al, dus wat maakt het dan nog uit dat je biologisch gaat eten? Ik had daar tot voor kort geen ander antwoord op dan: het voelt nu eenmaal beter. Bij dit gevoel kan ik nu ook twee artikelen voegen die volgens Bloem aantonen dat als je de ziekte al hebt en je wordt nog steeds blootgesteld aan pesticiden, je harder achteruitgaat. Dit sterkt mij om door te gaan met zoveel mogelijk biologisch te eten en te drinken. Achteruit ga ik toch, want de ziekte is progressief, maar ik draag dan in ieder geval niet actief bij aan deze achteruitgang.
Uiteindelijk kan ik de conclusie trekken dat ik niet één duidelijk aanwijsbare oorzaak kan vinden voor het ontstaan van de ziekte van Parkinson bij mij persoonlijk. Het zal een optelsom zijn van zowel genetische- als omgevingsfactoren, die ik nooit helemaal zal kunnen ontwarren. Dat is mijn bingokaart en daar zal ik het mee moeten doen. •

De Parkinson-pandemie door Bastiaan R. Bloem en Jorrit Hoff is verkrijgbaar in de webshop van The Optimist. Het interview met Bas Bloem werd gepubliceerd in editie no. 208 van The Optimist magazine.

The Optimist

The Optimist

The Optimist is een onafhankelijk opinietijdschrift over mensen en ideeën die de wereld veranderen.

Meer over The Optimist >

Reacties