The Optimist
The Optimist is een onafhankelijk opinietijdschrift over mensen en ideeën die de wereld veranderen.
Kunnen we met z’n allen samenwerken aan publieke uitdagingen? Humanisticus Maarten Rector denkt dat we hiervoor als overheid, burgers en professionals anders moeten leren kijken. Hij gaat in op zijn ideeën voor wat hij ‘stadskracht’ noemt.
DOOR: MAARTEN RECTOR
We buitelen als mensheid over verschillende complexe uitdagingen, uitdagingen waar we met elkaar verantwoordelijkheid voor dragen en kunnen zien als publieke uitdagingen. Zo zijn er bijvoorbeeld uitdagingen rondom de groeiende kloof tussen arm en rijk, terrorisme, de opwarming van de aarde en het afnemende vertrouwen in overheid en politiek. Deze uitdagingen worden in de wetenschap super wicked problems genoemd.
Super wicked problems zijn ongestructureerde problemen waarvoor (nog) geen oplossingen bestaan (Metze en Turnhout, 2014). Er is geen (wetenschappelijke) overeenstemming over de aard en oorzaak van de problemen en ze gaan vergezeld met maatschappelijke controverse. Tot slot zijn onze bestuurlijke systemen en structuren niet toereikend en schieten taal en symbolen tekort om ze goed te beschrijven.
Als we in Nederland met z’n allen aan deze uitdagingen willen bijdragen, moeten we allereerst misschien accepteren dat de wereld en menselijk gedrag deels niet maakbaar zijn: de wereld zit ingewikkeld in elkaar en de mens is geen machine die te programmeren valt. Dat laatste is overigens maar goed ook.
Het is goed om bewust te zijn van de sociale, psychologische, biologische en technologische grenzen van onze eigen kennis en handelen. Gelukkig hebben we de capaciteit om te leren van ons gedrag en ervaringen. En ja, soms leren we zaken die we een volgende generatie weer vergeten zijn. Sommige lessen moeten we zelf ervaren om te begrijpen. In Nederland weten bijvoorbeeld nog weinig mensen wat het is om oorlog mee te maken. Dit soort lessen zijn niet uit een boek te leren. Tegelijkertijd krijgen we het al eeuwen voor elkaar om grote stappen vooruit te zetten. Dat geldt voor onze kennis over de mens en de wereld, als ook de technieken die we gebruiken om de wereld positief te beïnvloeden. Eén van de resultaten hiervan is, zoals Steven Pinker in zijn boek The Better Angels of Our Nature (2011) aantoont, dat de wereld nog nooit zo veilig is geweest als nu.
Aan nieuwe manieren van denken en toekomstvisies is er ook geen gebrek. Maar hoe zorgen we ervoor dat jij en ik samen maatschappelijke uitdagingen leren aangaan?
Sinds 2000 zijn we in Nederland naar een andere maatschappijvisie en overheidsvisie op beleid gegaan. Dit had te maken met het duurder worden van onze verzorgingsstaat. Daarnaast zijn we sinds de jaren tachtig door nieuw public management en daarbij horende marktwaarden zoals effectiviteit, efficiëntie en winstmaximalisering overheden en publieke- en maatschappelijke organisaties steeds meer als bedrijven gaan zien. Dit heeft grote effecten gehad op het overheidsbeleid, ons kijken naar begrotingen en belastingen, hoe we bedrijven waarderen, op waarde schatten en subsidiëren, als het denken over waarde, succes en maatschappelijk falen. In deze waarden zitten kwaliteiten, maar uitdagingen als inkomensongelijkheid, armoede of de opwarming van de aarde zijn door dit denken en het vertrouwen in vrije markt niet kleiner geworden.
Ook belangrijk is dat er sinds 2005 steeds meer wetten zijn gekomen die een beroep doen op eigen verantwoordelijkheid en vooral op onze plichten als burgers. In de afgelopen eeuw hebben we in Nederland verschillende maatschappelijke zaken aan de overheid uitbesteed, daarmee heeft de overheid ook rechten en plichten ten aanzien van ons. Dit is het sociaal contract dat we met elkaar hebben. Het formeel uitroepen van de participatiesamenleving door de Koning tijdens de troonrede van 2013 heeft deze verbintenis veranderd.
Historicus en hoogleraar Tine de Moor licht in haar inaugurale rede toe hoe sinds ongeveer 2005 coöperaties als paddenstoelen uit de grond beginnen te schieten. Sowieso zien we deze eeuw bewoners en ondernemers steeds meer de handschoen oppakken. Zij zien in hun leefomgeving zaken of voelen de urgentie om zelf actie te ondernemen. In Nederland is – zeker na de economische crisis – een steeds luidere roep voor meer mens- en ecologische waarden en coöperatief samenwerken. Regelmatig wordt hierbij verwezen naar de leuze ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’ uit de Franse Revolutie. Hoewel de waarde broederschap sinds de revolutie minder aandacht heeft gekregen dan vrijheid en gelijkheid, is het wél belangrijk, want mensen zijn sociale wezens. En uiteindelijk, zitten we allemaal met elkaar – lokaal en mondiaal – in hetzelfde schuitje.
Sinds we vanaf 2005 steeds meer te horen hebben gekregen dat we meer met elkaar de lasten moeten gaan dragen, horen we vooral over ontwikkelingen die minder gunstig uitpakken. De decentralisaties met de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), Participatiewet en Jeugdwet hebben bijvoorbeeld nog niet gezorgd voor verminderde regeldruk en meer ruimte voor maatwerk. Dit komt deels doordat de centrale overheid heeft bezuinigd en vooral is ingezet op organisatorische en bestuurlijke veranderingen (de transitie) en minder op de andere manier van denken en werken dat in het sociaal domein ‘de transformatie’ wordt genoemd. Ook heeft de grote nadruk op eigen kracht en verantwoordelijkheid effecten op de sociale zekerheid en sociale grondrechten, die sinds 1983 zijn verankerd in onze grondwet. Het is belangrijk dat we kritisch met elkaar blijven en veranderingen niet ten koste gaan van humane verworvenheden.
Marieke van der Meché schrijft in Nieuw leiderschap vraagt om bezielde beweging hoe belangrijk bevlogenheid, dromen en toekomstvisies zijn. En ja, vergezichten inspireren en mooie voorbeelden laten zien wat mogelijk is. Praktijkvoorbeelden van leiders maken dat we de kans wagen samen op pad te gaan. Ook het idee van de participatiemaatschappij geeft kansen en vergezichten. Estejé, Janssen en Kuiper schreven al in 2015: ‘De transformaties in het sociale domein die momenteel aan de gang zijn in alle gemeenten, bieden een uitgelezen mogelijkheid om de sociale structuur van onze samenleving nog eens tegen het licht te houden en vragen te stellen over de huidige collectieve regelingen en de individuele rechten die daaraan kunnen worden ontleend.’
Het is bij het werken aan vergezichten gemakkelijk ontmoedigd te raken. Bij leren is het belangrijk dat we aansluiten bij wat we kennen en kunnen. Daarna kunnen we samen een stapje verder zetten. Door groot te dromen lijkt het soms dat we weinig klaarspelen. Kleine stapjes frustreren, maar iedere stap is beweging. En gelukkig worden kleine stapjes afgewisseld met grotere, zoals het nieuws van het pensioenfonds ABP dat stopt met beleggen in kolen, gas en olie.
Ik zie dat de participatiemaatschappij kansen geeft om te werken aan een nieuw sociaal contract, waarbij mens- en ecologische waarden meer voorop staan. Maar dan moeten we ook anders leren denken en kijken naar hoe we samenwerken. Dat vraagt bezinning op de rollen die we innemen en ons gedrag.
Zoals ik al schreef hebben we aan nieuwe denkwijzen en toekomstvisies geen gebrek. Steeds meer mensen werken op coöperatieve wijze samen aan maatschappelijke doelen. Inwoners starten bewonersinitiatieven en bedrijven en ondernemers zijn bezig met maatschappelijk verantwoord ondernemen of plaatsen zelfs het sociale voor de financiële winst. Vooral deze laatste groep ondernemers wil van betekenis zijn en samenwerken aan een betere wereld. Sinds maart 2021 is er voor hen landelijke erkenning middels een landelijk leerprogramma, de City Deal Impact Ondernemen, waar onder andere ook in de stad Amersfoort aan wordt deelgenomen. City Deals worden georganiseerd rondom complexe stedelijke problemen, de super wicked problems waar we het eerder over hadden (zie Agenda Stad).
Belangrijk bij impact ondernemen is het op een andere manier kijken naar waarde en de wijze waarop maatschappelijk effecten (outcome, oftewel impact) worden bereikt. Deze effecten kunnen op verschillende plekken te vinden zijn. De Amerikaanse politicoloog Robert Putnam heeft met zijn boek Bowling Alone (2000) de term sociaal kapitaal op de kaart gezet. En de Franse socioloog Pierre Bourdieu schreef in 1986 al over sociaal en cultureel kapitaal. Waarde en impact van initiatieven kunnen we veel breder bekijken dan alleen economisch en wetmatig. Het Instituut voor Publieke Waarden (IPW) laat met De Waardendriehoek (2015) ook zien hoe andere vormen van kapitaal legitimiteit hebben en gewogen kunnen worden. Zij schrijven over financiële, wetmatige en democratische legitimiteit.
Hoe kunnen we leren meer met elkaar te werken aan publieke waarde(n)? Want ook overheden willen meer samenwerken, van binnen naar buiten werken, participeren bij initiatieven en werken aan maatschappelijke uitdagingen en outcome.
Het is in deze complexe werkelijkheid dat ik samenwerk met gemeenten, publieke organisaties, ondernemers en inwoners. Zo ben ik in Amersfoort betrokken bij de genoemde City Deal en in het verlengde daarvan bezig met het initiatief Impact Coalitie Amersfoort. Daarnaast werk ik aan het opzetten van De Stadskrachtacademie. Bij deze initiatieven is de Franse denker Bruno Latour interessant. Hij wijst op de interactiviteit van mensen en processen bij waarheidsvinding en gaat in zijn latere werk in op hoe mensen, organisaties en zelfs objecten interacteren in de ruimte (Actor-netwerktheorie). Latour maakt dat ik naar gemeenten kijk als een dynamisch geheel, waarbij je de gelijktijdigheid van interacties en uitwisselingen op een interactieve kaart kunt laten zien.
Teun Gautier en Floor Ziegler schreven onlangs voor The Optimist over ‘het gemeen’, een centrale ruimte of doel die mensen als gemeenschappelijk ervaren waarbij men samen iets doet, maakt of veroorzaakt. Wat ik zie is dat we gewend zijn organisaties in het midden van onze denkbeeldige plattegrond te zetten en hen een coördinerende rol geven. Scholen zijn er bijvoorbeeld om het leren van kinderen te coördineren en het stadhuis om plannen voor de stad uit te werken. In dezelfde beweging onttrekken professionals en burgers zichzelf vaak van deze aan anderen toegewezen taken. En zetten we onszelf automatisch in de positie van klant. Andersoortige samenwerkingen verdwijnen daardoor gemakkelijk uit beeld. Meer organisaties zijn bijvoorbeeld bezig met het onderwijzen van jongeren. Waarom kunnen we niet samen een curriculum neerzetten, waarbij we in verschillende samenstellingen optrekken? Overeenkomende expertises treffen we aan op meerdere plekken. Uiteraard heb je daarbij initiatiefnemers nodig, mensen die willen trekken, en moeten er afspraken gemaakt worden tussen partijen en over rollen.
Zowel de Impact Coalitie als De Stadskrachtacademie leunen op het idee dat meerdere partijen op de kaart zich verenigen rondom een doel (opgave) en daar coöperatief hun schouders onder zetten. Bij de Impact Coalitie gaat het over waardengedreven ondernemen, bij De Stadskrachtacademie over het gezamenlijk ‘leren van’ en ‘met elkaar’ over publieke thema’s. Als we kijken naar burgerparticipatie en bewonersinitiatieven, dan kunnen deze initiatieven vaak veel leren van de kennis van ambtenaren. Maar zonder dat deze initiatiefnemers leren ambtelijk te worden, hebben zij vaak ook kennis waar ambtenaren veel aan hebben. De kern is niet dat iedere ambtenaar het leuk moet gaan vinden om in de wijk te werken of dat iedere initiatiefnemer goed moet worden in het maken van begrotingen of het schrijven van projectvoorstellen. Wel kunnen we leren hoe we elkaar kunnen faciliteren en helpen, daarin is stadskracht te vinden. Ik geloof dat we zo ook kunnen komen tot andere oplossingen.
Mijn vergezicht is er één van cultuurverandering waarbij ik denk dat we de mogelijkheid hebben om te komen tot een ander sociaal contract. Dit vraagt van de overheid, van burgers en van professionals soms andere rolinvullingen. Het vraagt, zoals Van der Meché aangeeft, dialogisch bewustzijn en -vaardigheden. Het vraagt vormen van coöperatief werken en interprofessionaliteit. Het vraagt ook dat we anders gaan kijken naar waarde en het aandurven gemeenschapsgeld soms anders te verdelen. Gemeenschapsgeld kan dan bijvoorbeeld ook gaan naar een coöperatie die een publieke taak overneemt.
Dit is geen geringe opgave, want nu is de situatie dat als je werkt aan publieke waarden je je als initiatiefnemer aan de markt moet conformeren. Is het bijvoorbeeld wel mogelijk kinderwijkdialogen – waarbij kinderen van verschillende scholen uit de wijk met elkaar in dialoog gaan – zo in de wereld te zetten dat de activiteit, als het kwalitatief goed is en publieke waarde brengt, zichzelf gaat dragen? Een goed businessmodel toont zich misschien juist wel in de publieke waarde en waarden. •
Maarten Rector houdt zich als Humanisticus in Amersfoort en andere steden bezig met het leren tussen professionals uit het publiek domein, sociaal ondernemers en bewonersinitiatieven.
Schrijf je gratis in voor onze PositiefNieuwsBrief (1 tot 3 e-mails per week). Uitschrijven kun je ieder moment door op de unsubscribe-link te klikken die onderaan iedere mailing staat.
Reacties