Meer dan de feiten

The Optimist 105 april 2008 Actualiteit

De wetenschap zegt ons hoe de wereld in elkaar zit. Maar om te bepalen wat die ontdekkingen betekenen, hebben we behoefte aan een moreel en filosofisch debat.Begin dit jaar protesteerden wetenschappers van La Sapienza, een van de meest vooraanstaande universiteiten van Rome, tegen een voorgenomen bezoek van Paus Benedictus XVI. De paus zou het academisch jaar officieel openen, maar een paar docenten en hoogleraren waren daar niet blij mee.

DOOR FRANK FUREDI

In een brief aan de rector magnificus zeiden 67 stafleden dat een bezoek van de paus misplaatst zou zijn, gezien zijn eerdere uitspraken over Galileo; in de tijd dat hij nog kardinaal Joseph Ratzinger was, zei de paus dat het proces van de katholieke kerk tegen de grote Italiaanse astronoom redelijk en juist was geweest. Dus, in naam van het opkomen voor wetenschappelijke waarheid en integriteit wilde de universitaire staf een bezoek van een religieus leider verhinderen.

Dit verhaal raakt een kern van een moderne, gevaarlijke ontwikkeling: het lijkt tegenwoordig alsof wetenschappelijk gezag in de plaats treedt van religieus en moreel gezag, en vervolgens tot dogma wordt getransformeerd. Het lijkt wel of de wetenschap op ieder terrein de opinie bepaalt. Studies worden gebruikt om mensen te vertellen hoe ze met hun relaties en gezinsleven moeten omgaan, wat ze moeten eten, hoeveel alcohol ze mogen drinken, hoeveel uren ze hun huid aan de zon mogen blootstellen en zelfs hoe ze seks moeten hebben. Vrijwel ieder aspect van het menselijk bestaan wordt besproken in wetenschappelijke termen en gerechtvaardigd met onderzoek.

Intussen nodigt de wetenschap ook nog steeds uit tot kritiek en scepsis. Haar autoriteit wordt voortdurend onder de loep gelegd en aan intens moralistische kritiek onderworpen. Veel mensen vragen zich af of er achter sommige onderzoeken geheime agenda’s of belangen steken. Velen zien ook dat het wetenschappelijk advies van vorig jaar vaak al weer wordt tegengesproken door recentere ontdekkingen. Anderen zijn bezorgd over ontwikkelingen in bijvoorbeeld genetische manipulatie of nanotechnologie.

De houding van de westerse samenleving tegenover de wetenschap is uitermate tegenstrijdig. Bij gebrek aan politieke visie en richting verschuilen we ons voortdurend achter het wetenschappelijk gezag, maar tegelijkertijd geloven we niet helemaal dat wetenschappers de oplossingen kunnen leveren. We maken ons zorgen over de potentieel bedorven vruchten van wetenschappelijke bevindingen.

En toch, hoe sceptisch we ook tegenover de wetenschap staan, haar invloed reikt ver. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop milieuactivisten zich tegenwoordig beroepen op onderzoeken om hun argumenten te onderbouwen. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vonden deze wereldverbeteraars nog dat wetenschap ondemocratisch was en verantwoordelijk voor een groot deel van de problemen die onze planeet bedreigen. Nu heeft hun vijandigheid plaatsgemaakt voor goedkeuring en zelfs enthousiasme. Tegenwoordig is de milieubeweging afhankelijk van de legitimatie die wetenschappelijk bewijs en expertise kunnen leveren. In hun publieke optredens gebruiken ze wetenschap regelmatig op een dogmatische manier. Zo moet het volgens de wetenschap, claimen zij nogal eens, waarna ze eraan toevoegen dat het debat over klimaatverandering is afgelopen.

In januari veroorzaakte David King, voormalig wetenschappelijk hoofdadviseur van de Britse regering, de nodige heisa door milieuactivisten ervan te beschuldigen dat zij met hun afkeer van wetenschappelijke vooruitgang de milieubelangen schaden. Echter, wanneer wetenschap wordt gepolitiseerd, zoals is gebeurd onder beleidsmakers als King die eens heeft gesteld dat de wetenschap aantoont dat de opwarming van de aarde een grotere dreiging is dan terrorisme kan zij snel en onverbiddelijk worden omgezet in bijgeloof, dogma en vooroordeel. Juist de bredere politisering van wetenschap voedt de dogmatische groene visie van deze tijd.

Een aanzienlijk deel van de samenleving wordt niet meer geïnspireerd door religie en politieke ideologieën. Politici vinden het lastig hun werk en opvattingen te rechtvaardigen in de vocabulaire van de ethiek. Ze verdedigen hun beleid met het argument dat het op bewijs is gebaseerd, in plaats van dat het juist of goed is. In de kringen van beleidsmakers is de taal van goed en kwaad vervangen door de frase: ‘Uit onderzoek blijkt…’

Zo allesdoordringend is de crisis van geloof en moraliteit, dat zelfs religieuze instituten erdoor zijn aangestoken. Fundamentalisten baseren zich niet meer op bijbelteksten ter bevestiging van hun geloof in de schepping; de uitvinding van het wetenschappelijk creationisme door de christenfundamentalisten is symptomatisch voor de trend om wetenschappelijke autoriteit te gebruiken als aanvulling op een traditionele geloofsovertuiging.

Zo beperken de anti-abortusactivisten zich er ook niet meer toe een medische ingreep die zij zondig achten moreel te verwerpen. Inmiddels steunen zij steeds meer op wetenschappelijke en technische expertise om hun zaak te bevorderen. Ze redeneren dat het ondergaan van een abortus slecht is voor de gezondheid van de vrouw en waarschijnlijk een post-abortussyndroom veroorzaakt.

De vraag ‘wanneer begint het leven?’ was eens een morele kwestie, nauw verbonden met elkaar bestrijdende opvattingen over ethiek, rechten en menselijk bewustzijn. Tegenwoordig beroepen anti-abortionisten zich op medisch onderzoek en hanteren een angstvallig wetenschappelijke definitie van wanneer het leven begint: aangezien bewezen is dat een foetus vanaf de vierentwintigste week kan overleven, toont dit onweerlegbaar het begin van het leven aan, zo redeneren zij.

Ondanks haar ontzagwekkende intellectuele vermogens, kan de wetenschap slechts een provisorische oplossing bieden voor de huidige crisis in geloof en overtuigingen. Historisch is de opkomst van de wetenschap te plaatsen vanuit een worsteling met religieuze dogmatiek. Geloof in de macht van de wetenschap om te ontdekken hoe de wereld in elkaar zit, moet niet worden opgevat alsof de wetenschap zelf een geloof is. Integendeel, wetenschap is afhankelijk van een onbevangen oriëntatie op proefneming en het toetsen van ideeën. Sterker nog, wetenschap is een intrinsiek sceptische bezigheid, want een andere autoriteit dan die van het bewijs respecteert zij niet.

Om die reden is het oudste en meest achtenswaardige wetenschappelijke instituut van Groot-Brittannie, de Royal Society, opgericht onder het motto: “Op niemands woord.” De boodschap is duidelijk: kennis over de materiële wereld dient gebaseerd te zijn op bewijs in plaats van op autoriteit.

De kritische geest die uit dat motto spreekt, wordt heden ten dage regelmatig geweld aangedaan door de groeiende tendens om met wetenschap om te gaan alsof het een geloof is dat een onbetwistbare verklaring van de Waarheid geeft. Het is frappant dat de Royal Society recentelijk op zijn website het devies “Op niemands woord” heeft laten vallen, aangezien voormalig voorzitter Lord May tegenwoordig liever het motto “Respecteer de feiten” hanteert.

Onder religieuze leiders, politici en milieuactivisten is er doorgaans weinig animo om de ontdekkingsreis door middel van wetenschappelijke proefneming aan te gaan. In plaats daarvan lijken ze zich erop toe te leggen wetenschap te politiseren of, nauwkeuriger gezegd, te moraliseren. Zo claimt Al Gore dat wetenschappelijke bewijzen (ongemakkelijke) Waarheden opleveren.

Het afglijden van een wetenschappelijk feit naar een moralistisch geheven vinger laat zich met opmerkelijk gemak bewerkstelligen in een wereld waarin het mensen ontbreekt aan het zelfvertrouwen om zich uit te spreken in de taal van goed en kwaad. Maar van wetenschap een arbiter maken in kwesties van beleid en gedrag draagt alleen maar bij aan de verwarring. Wetenschap kan feiten leveren over de manier waarop de wereld functioneert, maar kan niet zo veel zeggen over wat dat allemaal betekent en wat we eraan moeten doen. Zeker, het zoeken naar waarheid vereist wetenschappelijke proefneming en de ontdekking van nieuwe feiten; maar het eist ook antwoorden over de betekenis van die feiten, en die antwoorden kunnen alleen helder worden gemaakt door middel van moreel, filosofisch onderzoek en debat.

Als er van de wetenschap een moraliseringsproject wordt gemaakt, zal haar vermogen om menselijke kennis te ontwikkelen in het gedrang komen. Ook leidt het af van de ontwikkeling van een adequaat moreel inzicht in de problemen waarvoor de mensheid zich in de eenentwintigste eeuw gesteld ziet.

Zij die in de wetenschap per se een nieuwe vorm van geopenbaarde waarheid willen zien, zouden eens moeten stilstaan bij de woorden van Pascal: “Wij kennen de waarheid, niet alleen door de rede, maar ook door het hart.”

Frank Furedi is hoogleraar sociologie aan de universiteit van Kent. Zijn nieuwste boek is Invitation to Terror. Een langere versie van dit artikel is oorspronkelijk verschenen op de website Spiked (spiked-online.com).

The Optimist

The Optimist

The Optimist is een onafhankelijk opinietijdschrift over mensen en ideeën die de wereld veranderen.

Meer over The Optimist >

Reacties

Geef een reactie