Op 17 februari 2003 werd een auto met 200 kilo aan explosieven in de parkeergarage van de drie verdiepingen tellende Club el Nogal in Bogotá, Colombia geparkeerd. De auto ontplofte, er vielen 36 doden en meer dan 200 mensen raakten gewond. In Colombia woedt al sinds 1964 een burgeroorlog, aanslagen zijn er aan de orde van de dag. Maar deze aanslag was een van de ergste terreurdaden die het land in tien jaar trof. De Colombiaanse gitarist César López haastte zich naar de club om hulp te bieden. Hij maakte deel uit van het Bataljon voor Onmiddellijke Actie van Artiesten, een eenheid gevormd door muzikanten en activisten die directe hulp bieden bij dit soort calamiteiten. Hij en anderen verleenden eerste hulp in de nasleep van de explosie, en speelden muziek voor de overlevenden. En juist daar viel López’ oog op een soldaat die zijn geweer vasthield als een gitaar. Dat bracht hem op een idee – een idee om van kunst een deel van de oplossing voor het geweld te maken. Niet veel later werd uit een Winchester-geweer en een elektrische Stratocaster-gitaar de eerste escopetarra gebouwd. De naam is afgeleid van escopa (jachtgeweer) en guitarra (gitaar). Met de hulp van