Marco Visscher
Marco Visscher kwam in 1999 bij de redactie. Reisde voor Ode de wereld over voor...
Door ons in andermans schoenen te plaatsen, zouden we de samenleving een dienst bewijzen. Is dat echt zo?
Sheri Summers is een meisje van tien jaar met een verlammende spierziekte. Er is geen geneesmiddel beschikbaar voor haar. Ze zal meemaken hoe steeds meer lichaamsfuncties uitvallen. Wel is er een nieuw, veelbelovend medicijn, dat niet wordt vergoed door de zorgverzekering. Sheri’s ouders kunnen het onmogelijk betalen. Daarom hebben zij hun dochter aangemeld bij een liefdadigheidsinstelling, die patiënten op een wachtlijst heeft gezet. Die wachtlijst is samengesteld op basis van de datum van aanmelding, de urgentie en de levensverwachting. Sommige kinderen zullen sterven voordat ze aan de beurt zijn. Dat zou Sheri ook kunnen overkomen; ze staat ergens onderaan de lijst. U zou haar verhaal eens moeten horen. Het is werkelijk hartverscheurend.
Nu krijgt u de mogelijkheid om het nieuwe geneesmiddel aan haar te verstrekken. Ze zou er meteen mee kunnen beginnen en haar kansen op genezing en overleving zouden in één klap aanmerkelijk vergroten. Het betekent wel dat andere kinderen op de wachtlijst iets langer moeten wachten. Leeft u zich eens in. Stelt u zich eens voor hoe de ziekte het leven van de jonge Sheri heeft veranderd, hoe ze zich moet voelen. En? Doet u het?
Neem nu eens een stap terug. Bekijk de situatie met wat meer afstand en een koele blik. Probeert u zich niet te laten meeslepen door het drama in het leven van het jonge meisje. Neem de consequenties van uw keuze in overweging wanneer u besluit om Sheri te helpen. Verandert het iets? Krijgt Sheri vandaag nog die nieuwe medicijnen?
Dit is meer dan een gedachte-experiment. Dit was de opzet van een spraakmakend onderzoek dat ons veel zegt over hoe empathie een probleem kan zijn voor eerlijke beslissingen en de samenleving kan benadelen.
Sheri Summers bestaat niet. Ze is bedacht door de Amerikaanse sociaal-psycholoog Daniel Batson. Hij liet de deelnemende studenten aan zijn onderzoek luisteren naar een ‘persoonlijk verhaal’ dat werd ingesproken door een meisje dat een script voorlas. In de groep die Batson had gevraagd zich in te leven in Sheri, koos 73 procent ervoor om een echt uitziend formulier in te vullen zodat ze meteen kon beginnen met de nieuwe medicijnen. In de groep die was gevraagd objectief te blijven, koos slechts 33 procent daarvoor.
Wat zegt ons dat? Het zegt ons dat we aanmerkelijk meer geneigd zijn om iemand te helpen wanneer we empathie voelen: een vermogen om ons te verplaatsen in de gedachten of gevoelens van een ander. Het zegt ons ook dat het effect van onze empathie kan leiden tot onrechtvaardige keuzes. Immers, hoe is het goed te praten dat de kinderen op de wachtlijst langer moeten wachten als iemand mag voorkruipen? De speciale aandacht voor de meelijwekkende enkeling gaat hier ten koste van anderen.
Het onderzoek van Batson rondom Sheri Summers toont ons waakzaam te zijn met onze empathische gevoelens. Kan het zijn dat empathie wordt overschat en tot verkeerde beslissingen leidt?
Empathie is een vaardigheid die we van nature ontwikkelen. Roman Krznaric, een sociaal filosoof die het boek Empathie schreef, geeft het voorbeeld van zijn eigen tweeling, een jongen en een meisje. Toen ze anderhalf waren en de een was aan het huilen, kwam de ander aanzetten met haar favoriete speelgoed, ervan uitgaand dat híj het óók mooi zou vinden en er rustig van zou worden. Toen ze tweeënhalf waren, kwam ze in dezelfde situatie met zíjn favoriete speelgoed, want tegen die tijd hebben kinderen geleerd zich te verplaatsen in iemand anders. Ze hadden empathie ontdekt. ‘We hebben het empathisch talent nodig’, verduidelijkt Krznaric aan de telefoon, ‘om adequaat te reageren op de behoeften van anderen.’
Dankzij empathie kunnen we de wereld bekijken vanuit het perspectief van een ander, zoals ook de jonge Krznaric’jes hebben geleerd. Psychologen noemen dat ‘cognitieve empathie’. Het is een vaardigheid die we kunnen inzetten om verjaardagscadeaus uit te zoeken die niet wijzelf, maar de jarige leuk zou vinden. Naast ons vermogen om een ander te begrijpen is er ook ‘affectieve empathie’. In deze variant voelen we de emoties die een ander voelt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer wij vrolijk worden als we iemand zien lachen, of wanneer we ons zo inleven in Sheri Summers, dat wijzelf verdrietig worden als we haar huilend horen vertellen over haar tragische lot. Beide vormen overlappen elkaar. In dé metafoor van empathie, waarbij we ons ‘in de schoenen van een ander plaatsen’, worden beide vormen van empathie samengebracht.
Als we niet over genoeg empathie beschikken, zijn we een prooi voor uiteenlopende stoornissen: narcisme, autisme, schizofrenie, borderline. De vermaarde ontwikkelingspsycholoog Simon Baron-Cohen bepleit dat de wetenschappelijke inzichten in empathie nopen tot een ‘drastische herziening’ van hoe we een afwijking moeten vaststellen en behandelen.
Het maatschappelijke belang van empathie is dan ook niet gering. Barack Obama sprak diverse malen over het ‘empathietekort’: een probleem dat hij groter achtte dan het begrotingstekort. Niets minder dan vrede zou volgens hem beginnen door ‘in andermans schoenen te staan en de wereld te zien door de ogen van een ander’. Commentatoren hebben de keuze van de Britten om uit de Europese Unie te stappen en de verkiezingsoverwinning van Donald Trump teruggebracht tot een gebrek aan empathisch vermogen. Na een uiteenzetting over de toenemende polarisatie in de samenleving gaf GroenLinks-leider Jesse Klaver in zijn boekje, De empathische samenleving, zijn recept om de tegenstellingen in de samenleving aan te pakken: ‘Toon inlevingsgevoel voor de ander en probeer diens emoties te begrijpen.’ Zo zijn misschien wel alle maatschappelijke problemen terug te brengen tot een persoonlijk probleem om ons in te leven in een ander. Krznaric ziet in empathie ‘de motor van alle sociale verandering’.
Intuïtief klinkt het logisch. Maar ís het ook zo? Volgens critici blijft er van het bewijs voor de claims over de wonderen die empathie doet voor ons gedrag en de samenleving weinig over wanneer je de psychologiestudies wat beter bekijkt. Dat is wat Paul Bloom in de afgelopen jaren heeft gedaan. Bloom is een psycholoog die doceert aan Yale. Voor zijn recent verschenen boek, Against empathy, keek hij naar honderden studies. De meeste daarvan noemt hij ‘een rommeltje’. Hij concludeert: ‘De wetenschap biedt erg weinig steun aan het idee dat empathie ons betere, aardiger mensen maakt.’
Eén probleem is de ongrijpbaarheid van emoties. Onderzoekers grijpen vaak naar de methode van zelfrapportage: deelnemers aan een studie wordt gevraagd om zelf een vragenformulier in te vullen over hoe zij in bepaalde gevallen zouden reageren. ‘Maar dan meet je niet zozeer hoe empathisch iemand is,’ meldt Bloom in een gesprek, ‘maar hoe empathisch iemand zichzelf vindt. Dat is iets anders. In een studie naar intelligentie vragen we de deelnemers ook niet om aan te geven hoe slim ze zichzelf vinden.’
Ook hekelt Bloom het containerbegrip dat ‘empathie’ is geworden. Alles wat lief, aardig, zorgzaam, sympathiek, begripvol, moreel juist of goed burgerschap wordt gevonden, vegen sommigen bij elkaar om het allemaal ‘empathisch’ te noemen. ‘Soms wordt gevraagd “of je bezorgd bent om mensen die problemen hebben”’, geeft Bloom als voorbeeld. ‘Maar er hoeft helemaal geen empathie aan te pas te komen om bezorgd om iemand te zijn. Zoals het ook niet per se empathisch is wanneer je “helemaal in beslag kunt worden genomen door een film”. En als je anderen “wel eens stoort terwijl ze middenin een gesprek zijn”, heb je misschien niet een tekort aan empathie, maar gewoon gebrekkige sociale vaardigheden.’
Zouden we nog wel zorgen voor de zwakkeren in de wereld – de Sheri Summers die ziek zijn, de hongerigen in Soedan, de vluchtelingen uit Syrië – wanneer we ons niet langer in hun schoenen zouden verplaatsen? Wat zou er van de wereld komen als we niet langer empathisch zouden zijn?
Sommigen gruwelen bij de gedachte. In een reactie op het boek van Bloom waarschuwde Simon Baron-Cohen dat de nazi’s ook geen empathie voelden. Roman Krznaric – die al over de nazi’s begon toen ons gesprek nog geen vijf minuten bezig was – spreekt over een ‘harteloze, onverschillige wereld’ als er geen empathie zou bestaan. ‘Immers’, zegt hij, ‘niemand zou de deur openhouden voor een ander, moeders zouden hun pasgeboren baby laten huilen als ze honger hebben, liefdadigheidsinstellingen kunnen de tent wel sluiten. Kortom: dat is niet de wereld waarin we willen leven.’
Toch is het maar de vraag of empathie noodzakelijk is. Goed fatsoen, aardig zijn, zorgen voor elkaar: het kan allemaal zonder ons ook maar een moment in te leven in de gedachten of gevoelens van een ander. We hoeven ook geen empathie te voelen om het af te keuren wanneer iemand zijn huisvuil van het balkon op straat kiepert of fraudeert met de belastingaangifte. Net zo goed hoeft er geen empathie bij te komen kijken om in het water te springen om een verdrinkend meisje te redden. Zouden we het werkelijk alleen maar doen als we ons eerst zouden verplaatsen in haar (nat geworden) schoenen?
Mensen willen graag anderen helpen. Daarvoor hoeven we geen empathie te voelen, stelt de Duitse cultuurcriticus en cognitief wetenschapper Fritz Breithaupt in zijn begin dit jaar verschenen boek, Die dunklen Seiten der Empathie (de schaduwzijde van empathie). ‘En áls we empathie voelen,’ legt hij uit, ‘is het niet per definitie voor degene die hulp nodig heeft, maar met degene die hulp verstrekt. Als we in een folder een foto zien van een 8-jarig weesmeisje zonder schoon water en eten in een land waar we nog nooit zijn geweest, voelen we dan werkelijk met háár mee, of met een denkbeeldige hulpverlener die haar aandacht geeft en haar leven beter maakt? Empathie dient meestal de persoon die het zelf voelt, niet degene voor wie empathie wordt gevoeld.’
‘Dat is niet erg’, voegt Breithaupt haastig toe. Hij wil voorkomen over te komen als iemand die empathie categorisch afwijst. ‘Als het anderen helpt, is het prima. Empathie kan ons in staat stellen om ons te verbinden met anderen, om niet alleen aan onszelf te denken, om onze horizon te verbreden. Maar als middel om anderen te helpen, wordt empathie overschat.’ In een wereld waarin nog vele miljoenen mensen slachtoffer zijn van armoede, ziekte en onrecht, is niet zozeer empathie nodig, vindt Breithaupt, maar collectieve actie.
Paul Bloom gaat verder: hij meent dat empathie juist in de weg staat van zulke collectieve actie. ‘Empathie maakt ons wiskundig blind’, zegt hij. ‘Het is te wijten aan onze empathie dat we meer geven om een meisje dat vastzit in een waterput dan om de gevolgen van iets abstracts als klimaatverandering, en meer om de slachtoffers van een incidentele schietpartij op een school dan om de veel grotere aantallen kinderen die door meer alledaagse criminaliteit omkomen.’
In Against empathy gebruikt Bloom de schijnwerper als metafoor om aan te geven hoe empathie ons verblindt. ‘Het licht heeft maar een beperkt bereik als je het ergens op richt’, zegt Bloom. ‘Je ziet alleen maar datgene waar je het op schijnt. Doordat empathie inzoomt op het lijden van één persoon negeert het al het andere. Probeer maar eens empathie te voelen voor álle kinderen die omkomen door geweld, en, als we toch bezig zijn, voor alle mensen die niet genoeg te eten hebben, voor alle mensen die worden achtervolgd voor hun religieuze overtuiging, voor alle mensen die geen goede gezondheidszorg krijgen… Het is onmogelijk.’
Volgens de ‘empathiesceptici’ is er een betere manier om anderen te helpen. Niet een beroep op empathie, maar op universele rechten als rechtvaardigheid en gelijkheid. Dat klinkt misschien niet erg sexy, erkent Bloom, maar het is wel rationeler en eerlijker, zoals de kinderen op de fictieve wachtlijst waarop Sheri Summers van de homo empathicus mocht voordringen ongetwijfeld zouden bevestigen. Bloom: ‘Het is belangrijk om minder sentimenteel te worden.’
En laten we de rol van compassie niet vergeten, meent Bloom, die zijn boek als ondertitel meegaf: The case for rational compassion. Compassie is iets anders dan empathie, weten psychologen als Bloom. Wie compassie toont, heeft betrokkenheid voor een ander en een motivatie om te helpen. Het is het warme gevoel dat je koestert voor een ander, waarbij je toch enige afstand houdt. ‘We kunnen geen empathie voelen voor de miljoenen slachtoffers van malaria,’ stelt Bloom, ‘maar we kunnen voor hen wel compassie voelen.’
Voor compassie hoeven we ons niet in te leven in de gedachten en gevoelens van een ander om zorgzaam te zijn. Er zijn geen spiegelneuronen voor nodig. Neurowetenschappers bevestigen dat compassie zich afspeelt in een ander deel van onze hersenen dan empathie. Waar empathie ons kan leegzuigen, geeft compassie ons juist een positieve respons. Volgens Tania Singer, directeur sociaal neurowetenschappen bij het Max Planck Instituut, bevordert compassie ‘niet alleen pro-sociaal gedrag, maar ook weerbaarheid,’ schreef ze in een studie, gepubliceerd in Current Biology in 2014, ‘zodat we beter met stressvolle situaties kunnen omgaan.’ Boeddhisten – met wie Singer nauw heeft samengewerkt in haar werk – leren zich verre te houden van empathie, omdat het ons leegzuigt, en juist om compassie te voelen.
In de afstand die compassie slaat, kan ruimte ontstaan om rationeel na te denken over onze eigen handeling. Hoe dat kan, laat de opkomende beweging van ‘effectieve altruïsten’ zien. Zij voelen zich emotioneel verbonden met het leed in de wereld, ervaren een verantwoordelijkheid om er iets aan te doen en laten zich vervolgens leiden door rationele overwegingen over hoe hun donaties aan het goede doel het meest effectief kunnen zijn.
‘Het is heel begrijpelijk en logisch dat goede doelen ons in hun wervingscampagnes aanspreken op onze empathie’, stelt Kris Martens, als vrijwilliger verbonden aan het Vlaamse netwerk van Effectief Altruïsme. ‘Wij mensen zijn nu eenmaal emotionele diertjes, maar wij zijn tegelijk ook bewuste diertjes en kunnen rustig nadenken en analyseren hoe we als donateur het meest verschil kunnen maken wanneer we niet meteen onze emoties volgen wanneer een verhaal ons aanspreekt.’
Effectieve altruïsten bepleiten om onze goede doelen uit te zoeken zoals we een auto of wasmachine uitzoeken: nuchter kijken naar wat ze nu eigenlijk doen en of de beloften uit de reclames worden waargemaakt. Diverse websites, zoals Givewell.org, helpen om dit inzichtelijk te maken. Zo kan iedereen zelf zijn afweging maken om te kiezen voor een organisatie die in Afrika malarianetten uitdeelt waarmee voor weinig geld levens worden gered of eentje die voor een fiks prijskaartje de hartenwens van een ziek kind in vervulling laat gaan.
We moeten ons dan ook niet laten leiden door onze gevoelens van empathie, maar dienen die in balans te brengen met zorgzaamheid en compassie. Martens, die werkt als klinisch psycholoog en gedragstherapeut, zegt: ‘Het gaat er niet om dat je een emotie als empathie niet zou mogen voelen. Je mag alles voelen. Het gaat om de marge tussen voelen en doen, tussen gevoel en handeling.’
We kunnen zonder empathie om toch goed te doen, zoveel is duidelijk. Maar we kunnen niet zonder een warm hart, waarmee we ons bij anderen betrokken voelen, en een koel hoofd: daarmee kunnen we afwegen hoe we die betrokkenheid kunnen omzetten in goede daden.
Schrijf je gratis in voor onze PositiefNieuwsBrief (1 tot 3 e-mails per week). Uitschrijven kun je ieder moment door op de unsubscribe-link te klikken die onderaan iedere mailing staat.
Reacties