The Optimist
The Optimist is een onafhankelijk opinietijdschrift over mensen en ideeën die de wereld veranderen.
Geïnspireerd door Nescio kijkt Gerrie Strik naar onze derde levensfase en wat we daarin te leren hebben.
DOOR: GERRIE STRIK
‘God erbarme zich over de cynici’ schreef Nescio in Boven het dal. ‘Ik ben nu cynicus. Misschien was het beter als ik maar helemaal gek geworden was of overreden door een tram, wat dikwijls gebeurd is. Vroeger was ik dichter. En als cynicus zeg ik: het was geen lolletje, voor mij niet en voor niemand.’
Nescio mijmert over de oudste dichterlijke herinnering die hem is bijgebleven. Het moet ergens in oktober geweest zijn, rond half zes ’s avonds. Hij is vijftien jaar en zit op een bankje in Artis. Hij draagt nog een korte broek. Er is niemand meer, het is stil geworden, de bladeren ritselen boven hem, en in de verte kraakt het grint, ergens wordt een emmer neergezet op een houten vloer. Hij kijkt omhoog langs de stam van een oude boom en merkt op dat de avond niet valt, zoals in het bekende gezegde maar opkruipt uit de aarde – het is boven hem immers helderder dan beneden. Boven hem trillen de bladeren – een blad laat los en valt op het grasveld. Op hetzelfde moment voelt hij dat alles goed is, en dat er nog iets zou komen, later. Hij voelt tegelijkertijd een grote tevredenheid en een groot verlangen. En de stellige zekerheid dat deze ene dag nooit meer terug zal keren. Dan kraakt het grint opnieuw en hij hoort een stem: ‘Jongeman, u moet eruit we gaan nu sluiten.’ ‘God erbarme zich over de cynici’, zo besluit hij. ’Ik wilde dat ik nog eens bijna kon grienen zonder te weten waarom en hopen op iets dat nooit komt.’
‘Niet het doen, maar het zijn, is wat uiteindelijk telt.’
Trefzeker verwoordt Nescio een moeilijk te verwoorden ervaring, een directe ontmoeting met een kostbaar moment dat door de alledaagse werkelijkheid heen straalt en waarin kleine onbeduidende dingen met een haast eschatologische helderheid worden waargenomen.
Een ervaring waarin de gewone dingen plots zijn opgenomen in een wereld van groei en vergaan, een zeldzame lichtval en een poëtische ontroering. Kleine dingen spreken: een emmer die wordt neergezet op een houten vloer, een hoge boom in het avondlicht, een blad dat loslaat en valt. Plots is alles gedrenkt in schoonheid, in eeuwigheid in een ‘World without end’ zoals de Anglicanen het zo mooi zeggen. Maar hij moet eruit: ‘Jongeman we gaan sluiten’ klinkt het onverbiddelijk.
En zo, zo ongemerkt als het geel worden en vallen van een blad in een later licht, zo sluit zich voor ons het paradijs van de kindertijd. En ja, de dichter zou nog wel eens willen huilen, net als toen, en willen hopen op een ander bestaan dat niet gekomen is, maar het lukt niet meer. Hij heeft bij het volwassen worden zijn oude grond verloren, en er is geen nieuwe grond in zicht. Hij huilt niet meer, hij verlangt niet meer, hij droomt niet meer. Nescio is zestig jaar bij het neerschrijven van deze eerste ontroering uit de late kindertijd.
De terugkeer van oude jeugdherinneringen na het zestigste levensjaar is een raadselachtig verschijnsel, zegt Douwe Draaisma in zijn boekje De heimweefabriek. Waarom komen die herinneringen pas op deze leeftijd? Ze moeten immers ook al opgeslagen hebben gelegen in het geheugen van de veertigjarige, de vijftigjarige? Waarom duiken ze pas op als het geheugen werkelijk op leeftijd raakt? En waar kom je dan terecht? De terugblik op het geleefde leven betreft meestal niet de glanzende carrière, de prestigieuze benoemingen, de prijzen, het succes. Wat ons het meest bezighoudt is niet wat, maar wie we eigenlijk waren: niet het doen, maar het zijn, is wat uiteindelijk telt.
Wat Nescio zo trefzeker beschrijft is de poëtische ontroering als de bron van het bestaan, voor de vijftienjarige jongen evengoed als voor de zestigjarige man. Onze volwassen neiging tot cynisme en scepticisme, onze geborneerdheid en ons betweterig realisme lijken rechtstreeks in verband te staan met het uitblijven van die bestaansontroering in de tweede levenshelft.
In de eerste levenshelft is het onze opdracht een aan de aardse werkelijkheid aangepaste persoon te worden; van een dromerig, argeloos kind worden we een wakkere, zelfstandige en aangepaste volwassene. We gaan de weg van hemelburger tot aardeburger. Op het diepste punt van ons leven – dat samenvalt met het hoogtepunt van onze wereldse carrière – moeten wij, met behoud van de door ons verworven aardse talenten – toch weer opklimmen en opnieuw hemelburger worden, dat wil zeggen: het kind dat we waren, herintegreren in de realistische, zo niet cynische volwassene die we geworden zijn, op een hoger niveau van kennis en kunde maar vooral; op een hoger niveau van liefde en bewustzijn.
Zo leren we in onze derde levensfase wat we al wisten toen we kinderen waren. •
Dr. Gerrie Strik is rector van de Vrije Hogeschool te Zeist (www.vrijehogeschool.nl).
Schrijf je gratis in voor onze PositiefNieuwsBrief (1 tot 3 e-mails per week). Uitschrijven kun je ieder moment door op de unsubscribe-link te klikken die onderaan iedere mailing staat.
Reacties