Boekbespreking. Tijn Touber | 38 mei/juni 2001 issue Helena Klitsie is verliefd. Niet alleen op een Indiër, maar ook op India. Na haar studie filosofie reist zij voor het eerst naar het magische India met haar overweldigende natuur en spirituele rijkdom. In de vele reizen die de komende vijftien jaar gaan volgen, doorkruist ze - vaak alleen - grote delen van India. Ze verdiept zich in het boeddhisme en hindoeïsme en komt in contact met een scala aan wijzen: lama\'s, yogi\'s, sadhoes en goeroes, zonder aan een bepaalde te blijven hangen. Als zij uiteindelijk in Calcutta verliefd wordt op een Indiase man, worden wij deelgenoot van haar innerlijke reis. Openhartig beschrijft zij in haar brieven aan hem, wat zij tijdens deze reizen meemaakt en doormaakt. Voor de doorgewinterde Indiaganger is het een feest van herkenning en verdieping. Voor wie nog geen kennis heeft gemaakt met dit unieke land, kan het boek werken als een prachtig geïllustreerde reisgids. Vanuit haar filosofische achtergrond weet Klitsie beschouwelijk en enigzins afstandelijk de verschillende taferelen te beschrijven. En passant worden diepe levensvraagstukken zoals \'wie is God\', \'wat is de zin van het bestaan\', \'wat is het effect van religie\', enzovoorts, uitgewerkt. Maar het mooie van