Harry Starren: ‘De wil tot bestaan is dan ook het behoud van de soort’

The Optimist 12 mei 2023 Zingeving

Ron van Es gaat op zoek naar de reden van ons bestaan. ‘Is er een grondplan?’, vraagt hij zich af. Hierover interviewt hij mensen die hem inspireren. In dit derde deel spreekt hij Harry Starren, voormalig directeur van opleidingscentrum De Baak en nu spreker en schrijver waarbij hij LinkedIn als platform graag gebruikt om zijn ideeën te delen.

DOOR: RON VAN ES (INTERVIEW) EN WILLEMIEN BAKSTEEN (REDACTIE)

Zoeken we niet allemaal naar betekenis in ons leven? Een reden van bestaan? Waarom zijn we hier en wat hebben we hier te vinden? Het is een heel oude vraag die bij elke generatie weer springlevend is. Eigenlijk zoeken we dus een plan voor ons leven, een grondplan.

Heeft ons leven een grondplan, of zijn we toevallig op deze plek, in deze familie, in dit leven gekomen? Hoe ontvouwt ons leven zich met of zonder grondplan? Hoe kunnen we kijken naar verleden, heden en toekomst? En zijn onze patronen in het leven verklaarbaar? Is het grondplan dan de draad die begint bij je geboorte en nooit meer ophoudt? De draad die ons verbindt en de draad die ons de weg wijst? Is het de draad die als een touw langs het bergpad omhoog loopt? De draad als de navelstreng van het leven en werkt die als de draad van Ariadne die ons naar de uitgang van onze eigen doolhof zal leiden?

Met deze vragen ga ik het gesprek aan met mensen die mij inspireren en boeien. Mensen die verschillende antwoorden geven op die vragen, en er altijd in slagen nieuw licht te werpen op die oude, noodzakelijke vraag naar ons bestaan.

In gesprek met Harry Starren

Ik ken Harry Starren pas sinds korte tijd. Via ons schrijven voor De Optimist en vooral ook via onze berichten op LinkedIn waar we dan op elkaar reageren. Ik weet inmiddels dat hij een scherpe geest heeft en zeer opmerkzaam is op veel wat de verkeerde kant uitgaat in de samenleving en dan met name de bemoeienis van managers en bestuurders die maar niet kunnen ophouden het beleid te willen bepalen. Zijn adagium is dan ook: de wereld gaat aan vlijt ten onder, iets dat hij in ons gesprek ook weer roept. Op LinkedIn lees je dat hij mede-oprichter is van het Centrum voor Beleidsverslaving – ik vermoed dat dit een grap van hem is, maar bij Harry Starren weet je dat eigenlijk nooit zeker.

Is er een grondplan in ons leven? En van jou verwacht ik toch wel een goed antwoord.

(lacht) Ja, je hoeft die anderen niet meer te vragen. (we lachen nu allebei) You came to the right door. Nee, het leven heeft geen grondplan, maar we maken er een grondplan van. Ik geloof dat de nachtburgemeester van Rotterdam, Jules Deelder, ooit zei: ‘De zin van het leven ben jezelf’. Wij leggen dat erin aan, wij kunnen niet zonder patroon. Zelfs als we naar een muur kijken, bijvoorbeeld zo’n granol geverfde muur, dan nog zijn we in staat daar iets in te gaan zien. In wolken, een berg, is altijd weer een hoofd.

Dus de verbeelding gaat met ons op de loop?

Ja, we brengen betekenis aan. Zoals kleuren niet bestaan, heel lastig voor ons om te erkennen, maar wij brengen kleur aan. Natuurkundig weten we dat kleuren niet bestaan; het is onze blik die de kleuren aanbrengt. Dus wij kunnen niet zonder betekenis leven en overigens is het een soort van wijsheid als je er niet meer inlegt dan je nodig hebt. Je kunt het ook helemaal vol kleuren; ik ken gelovige mensen die geen stap kunnen zetten zonder dat ze denken dat daar een richtsnoer in zit. Ik denk dat het van een psychologisch kracht getuigt als je niet te veel betekenis nodig hebt. En in mijn geval, als je ouder wordt lijkt het ook dat je veel beter zonder kunt en dat je ook zonder oordeel raakt, want betekenis creëert beperking en beperking creëert oordeel. Dus je moet een beetje oppassen voor mensen die precies weten hoe het zit.

Hoe komt het dan dat we dat wel willen, betekenis?

Ik denk dat het een evolutionaire en biologische noodzaak is dat wij zin en betekenis aanbrengen en dat we er ook elke dag tegenaan gaan. Bij depressieve mensen zie je dat ook. Dan zeggen we wel, en dat zeggen ze zelf ook: verman je, maar ze vragen zich af waarom zou ik nog verder gaan?

Dus betekenis willen geven heeft ook te maken met in leven willen blijven?

Ja, levensdrang of vitaliteit hebben we als soort nodig. Mensen die depressief zijn, zijn relatief ongelukkig en mensen zonder depressie zijn dan relatief gelukkig.

Het is zelfbehoud?

Ja, biologisch is het zelfbehoud en het is ook prettiger. Religieuze mensen zijn doorgaans gelukkig. Mijn goede vriend Mathieu Weggeman zegt dan: dan kan ik maar beter geloven, maar ja, was het maar zo eenvoudig. (lacht)

Nou ben jij directeur geweest van De Baak. Daar wordt mensen geleerd hoe ze betekenis kunnen geven aan en in  hun leven en werk. Heb je in die tijd ook gedacht, nou ja, we doen het wel, maar …

Ik geloof dat het belangrijk is, ook vanuit het idee van emancipatie, om jezelf te verwerkelijken. Gaandeweg begon ik wel te twijfelen of we daar niet te ver in gingen omdat wij als soort geen maat kunnen houden. Dus binnen die zelfverwerkelijking kwam ik mensen tegen die drie of vier keer naar een leiderschapscursus kwamen – en die overigens ook gewaardeerd werden door de trainers omdat het zulke fantastische cursisten waren – maar ik had het idee dat het een onanerende bezigheid was. Hoe fijn het was om in deze groep dit soort dingen te kunnen zeggen of te vinden. Het is de vreugde van de zelfontdekking.

Zijn we dan met z’n allen maar een beetje aan het ‘klooien’?

Ik denk dat we de maakbaarheid van de wereld niet moeten overdrijven; dat wij denken dat wij meesters zijn van onszelf. Die cursussen proberen dat ons nog wel te vertellen – wie ben ik nou?, wat drijft mij nou?, waarom kies ik dit? – terwijl je moet durven erkennen dat veel van je keuzes vooraf gaan aan je afwegingen. Zoals je als vanzelf een bal vangt als ik hem naar je gooi. Dat doen we met heel veel dingen. En daarna verzinnen we verhalen over de reden waarom. Het is misschien eerlijker om te zeggen als je iets doet: kennelijk wilde ik dat. Dat is lastig want het betekent ook dat je bij je vergissingen moet durven zeggen dat er wel een wil achter zat maar dat je dat pas later ontdekte. Dus wij construeren oorzaak en gevolg achteraf en denken dus dat als we dat beheersen dat we door de oorzaak het gevolg beïnvloeden.

Is er dan geen wil die gewild wil worden?

Nou de wil, sorry voor de pretentie maar Schopenhauer zei: ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’. Hij zei daarmee, en dat vind ik toch wel aardig, we hebben een wil, maar we gaan daar maar beperkt over. We hebben dus een wil, die we dan de ‘ik’ noemen, en daarom: ik wil’. Maar dat willen is een levenskenmerk van al het leven dus hij zegt: de boom heeft ook een wil, het water ook, dus eigenlijk bijna alles dat leeft ís wil. Daarom moeten we onze plek in de natuur weer hervinden. We zijn wil en we zijn Vorstellung, zoals Schopenhauer zegt, wij zijn dus ook de vrucht van onze voorstelling. Wij kunnen niet eens zeggen of de wereld bestaat maar wel dat hij voor ons bestaat. Dus wij kunnen hem, dat is het goede nieuws, met onze geest veranderen. Je moet de geest niet onderschatten. Als wij besluiten: de mens is goed, bijvoorbeeld volgens zo’n boek van Rutger Bregman, gaan wij anders naar de mens kijken en wordt die ook anders. Praten met elkaar, zoals wij nu doen, geeft ons ook het idee dat we greep krijgen op die wereld. Dat is natuurlijk objectief niet vast te stellen. Kijk, ik ben katholiek opgevoed, dus ik ben nogal flexibel (lacht). Ja, daar leer je dat; ‘de mens is goed, doch ten kwade geneigd’, dat is typisch zo’n katholieke opmerking. Dus we zijn goed, maar een hoop deugt niet, dat is wel een aardige gedachtegang. We zijn ‘in de verleiding’ zoals de katholieken dat zeggen, dus we worden voortdurend verleid.

Daarmee zeg je, en ik weet niet of ik je daarmee helemaal recht doe: er is geen kosmisch bewustzijn?

Nou, wij zijn het kosmisch bewustzijn. Het is er wel omdat we daartoe beslissen maar het bestaat niet buiten ons. We kunnen dus ook niet zeggen: zonder ons bestaat het niet. Hoe weet ik dat de stoel bestaat? Door erop te gaan zitten. En daar neem ik genoegen mee. Je moet soms ook je niet-weten accepteren en zeggen: ik ga er maar van uit. Dat zei Blaise Pascal zo mooi: er is één keuze: je kunt in God – of noem God het kosmisch bewustzijn, of de natuur – geloven of niet, maar zei hij, als God bestaat dan heb je geluk als je in God gelooft. Als Hij niet bestaat, ging hij verder, dan maakt het niet uit; nou, dan kun je beter in God geloven. Dus als het kosmisch bewustzijn er niet zou zijn, hoe stel je dat dan vast? Het kosmisch bewustzijn zal de soort misschien ook helpen te behouden. We voelen dat we een verantwoordelijkheid naar de soort hebben. Dat geldt trouwens voor alle soorten – olifanten draaien zich om als er één achterblijft. Als wij zorg verlenen aan iemand die zwak is, is dat behoud van de soort. Dat behoud van de soort is lange tijd een gevecht geweest, maar Frans de Waal zegt nu, we moeten soms vechten voor eigen behoud, maar we moeten zeker ook zorgen voor elkaar.

Schieten we wel een beetje op samen?

Nou ja, van het vooruitgangsidee is geen bewijs maar ook niet van het omgekeerde. Dus als mensen zeggen dat het steeds slechter gaat is dat net zo onbewijsbaar. Maar omdat we er nog zijn, de dinosauriërs hebben het inmiddels afgelegd, kun je toch wel zeggen dat het nog niet zo gek gaat. Toch doen we er wel veel aan om het leven in gevaar te brengen. Echter, de wil tot bestaan is het behoud van de soort. Net als bij een boom waarvan je soms denkt dat ie dood is, die dan toch weer tot leven komt. Maar ik zie verder geen reden voor optimistisch vooruitgangsgeloof. We denken vaak, omdat dat ons helpt, dat de toekomst alles beter zal maken, alsof dan ook alles in het verleden slechter was. Maar dat is helemaal niet zo.

Als je eerlijk bent, is het ook zo dat veel in je leven en van je voorspoed, puur geluk is. Wij suggereren dat het aan ons ligt, je hebt je hoofd mee, je achtergrond, en dan wordt het leven ook beter, of leuker.

Heb jij een verantwoordelijkheid voor de mensensoort?

Ja, dat denk ik wel. Ik begrijp ook de mensen in mijn milieu niet die in vergaderingen zeggen: ‘ik ben geen activist’, ik vind dat gek. Je bent gehouden op bepaalde terreinen activist te zijn. Daar waar je iets te brengen hebt.

Komt die verantwoordelijkheid voort uit jouw opvoeding?

Voor een groot deel wel. Je hoort ook wel eens dat sommige kinderen in actie komen en andere kinderen zien het gewoon niet, dat is geen slechtheid, dus het zal genetisch zo bepaald zijn. De een is wat meer caring, de ander wat meer competitief, en ik heb het spelletje gekozen waar ik goed in was. Maar het is makkelijk praten als je meer speelkansen hebt in het leven.

We hebben allemaal levenskansen die we niet genomen hebben. The unlived life noemen ze dat. Kun je daar mee leven dat je dat niet hebt gedaan? Of komt er een moment om toch nog een poging te wagen? Nu je nog leeft. In een onderzoek herkende men de volgende zogenaamde ‘spijtvelden’: Ik heb te weinig nagedacht over waar ik mee bezig was. Daarnaast: ik heb de mensen die ik liefhad te weinig aandacht gegeven. En ik heb geen ‘ja’ gezegd waar het wel kon.

Heb jij spijt?

(voor het eerst in het gesprek is er even een stilte) Ik verbaas me wel. Ik heb toch wel veel dingen gedaan die onverstandig waren. Waarvan je denkt, ach, wat ben ik daar slordig mee omgesprongen. Liefde… Het leven laat zich op diverse manieren beschrijven en één daarvan is de totale mislukking. Het andere is dan het geweldige succes. En dan alles daar tussenin. Ik vind wel dat je naar je eigen leven moet kijken en dan zeggen: wat een stapel verkeerde beslissingen heb ik genomen. Of, het is toch wel goed gegaan. Ik heb wel eens door de Utrechtsestraat gefietst en gedacht: ben ik nu een eenzaam mens? Niemand legt je uit wat dat precies is. Of ben ik gelukzalig alleen? En voor beiden is wel iets te zeggen. In de optelsom is het geen totale mislukking, denk ik.

Tegen mijn vroegere vriendin zei ik eens: ik ben een zondagskind. Nou, zei ze toen, zondagskind? Je ouders zijn vroeg overleden en je bent ettelijke keren afgewezen, dus ze maakte zo’n rijtje en ik dacht verdomd, ik heb gewoon een selectief geheugen, ik vergeet sommige dingen. Selectieve perceptie is er niet zomaar. Dat je gewoon de rotte dingen vergeet. Ooit was je heel boos op iemand, of ooit was je heel verdrietig. Helemaal verdwenen. Dus een evolutionaire gave is dat je pijn kunt vergeten. Zoals vrouwen ook de pijnlijke bevalling kunnen vergeten. Na een verloop van tijd willen ze dan toch graag weer een kind, en als je de pijn blijvend zou herinneren begin je daar, lijkt me, niet aan.

Waar kijk jij nu je wat ouder bent naar uit?

Naar het vermogen om stil te zijn en mij met weinig te bemoeien. Dus ik denk dat ik nu pas die oude mannetjes bij de spoorwegovergang in Baarn begrijp, waarvan ik dacht: je zal toch zo eindigen! Inmiddels denk ik, je zal toch zo eindigen!

(we lachen allebei hartelijk)

Op LinkedIn zie ik je nog wel met een gestrekt been op allerlei misstanden ingaan.

Vind je dat zo?

Nou ja, ik vind dat én terecht dat je dat doet en ik vind het soms vermakelijk, want je stelt sommige zaken daar heel scherp aan de kaak en je maakt je dus druk.

Ja en ik zeg daar dingen zo scherp omdat het me nu niet meer uitmaakt. Dus het is ook een beetje compensatie voor die gezeglijkheid die ik moest tonen als directeur van De Baak. Dus nu denk ik: wie doet me nog wat. Ik vind het trouwens ook wel een verantwoordelijkheid dat als je nog bij je gezonde verstand bent dat je je dan uitspreekt omdat je net als studenten weer radicaal moet zijn. Ik hoop dat ik nog de fase krijg dat ik alleen nog maar glimlach en kindertjes over de bol aai.

Een soort lachende Boeddha?

Ja, glimlachen, poëzie lezen, wegdoezelen. (lacht) Dat begint al te komen. Een uitspraak van de filosoof Wittgenstein is: ‘Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’, de grootste waarheden laten zich natuurlijk niet verwoorden. Zijn stelling was: bij het mystieke kan men alleen zwijgen. Soms denk ik ook wel: praat daar nou niet over, over spiritualiteit bijvoorbeeld. Ik heb ooit voor een lezing die ik gaf bij ‘Spirituality in Business’ gezegd: ik wil graag in mijn bijdrage – die toch wel 20 minuten zou duren – de eerste 15 minuten samen zwijgen en daarna nog iets zeggen. Maar de voorzitter begon te lachen en zei toen: leuk, maar wat ga je zeggen?

(we lachen samen weer hartelijk)

(gaat weer verder) Terwijl je voelt, als je dat nou durft, dat het dan eerst ongemakkelijk wordt, en dat men dan op het einde denkt: hè nou gaat ie er ook nog doorheen praten.

(weer dat gelach van ons)

Ik kijk graag naar mensen om mij heen om te zien of ze nog kunnen lachen om zichzelf, dat is een belangrijke indicator, de lach die het allemaal menselijk houdt.

Heb je hoop voor de toekomst?

Ja, anders zou ik natuurlijk niet zo mijn best doen. Tegen beter weten in misschien, maar we komen niet verder als we er niet in geloven. Dus het is een houding; je moet wel allemaal meedoen. Je best doen, de rommel opruimen. Het lichtje uitdoen van de fiets die je in het donker geparkeerd ziet staan.

Ik stap nu uit al die raden van toezicht. Niet omdat ik denk dat ik het niet meer kan, maar ik vind dat andere mensen nu de toekomst moeten creëren en ik wil op het moment weggaan dat andere mensen dat erg jammer vinden. Weggaan ook om te vermijden dat je jezelf gaat herhalen.•

Ron van Es is mentor bij School for Purpose Leadership. Vanaf maart 2023 publiceert Optimist magazine iedere maand een interview van Ron waarin hij inspirerende mensen spreekt over de zin van ons bestaan. De gesprekken zijn online te lezen via www.theoptimist.nl.

Lees ook:
Annemiek Schrijver: ‘Wij lijken sprekend op elkaar’

Annemieke Wester: ‘De magiër, die ben je zelf’

 

 

The Optimist

The Optimist

The Optimist is een onafhankelijk opinietijdschrift over mensen en ideeën die de wereld veranderen.

Meer over The Optimist >

Reacties

Geef een reactie