Marco Visscher
Marco Visscher kwam in 1999 bij de redactie. Reisde voor Ode de wereld over voor...
Veel mensen krijgen de kriebels bij het denken aan het woord ‘kernenergie’. Soms zelfs meer dan de kriebels; er ontstaan af en toe pure angstgevoelens. Maar is dat wel terecht? Voormalig hoofdredacteur van The Optimist, Marco Visscher, behoorde ooit tot de categorie radicale tegenstanders van nucleaire krachtbronnen. Na grondig onderzoek is zijn kijk gekanteld en schreef hij het boek Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie: De emoties en de feiten. Over hoe we met optimisme naar deze complexe materie kunnen kijken.
DOOR: MARCO VISSCHER
In 2000, als jonge redacteur van dit tijdschrift (toen nog: Ode), vernam ik over een klimaatconferentie waar kernenergie werd gepresenteerd als een van de oplossingen. Ik moest er niets van hebben. Er was immers, schreef ik, ‘overweldigend bewijsmateriaal dat kernenergie niets goeds te brengen heeft voor mens en natuur’. De agendering van kernenergie noemde ik ‘verontrustend’.
Langzaam veranderde ik van mening. Rond 2010 zag ik hoe vooraanstaande denkers uit de groene beweging zich gingen uitspreken voor kernenergie: Stewart Brand, James Lovelock, George Monbiot… Zij waren niet tegen windmolens of zonnepanelen, maar wezen op het nut van een constante bron van CO2-vrije energie. Ze beweerden dat er veel misverstanden bestaan over de veiligheid van kerncentrales en de gevaren van radioactief afval. Helemaal overtuigd was ik nog niet. De argwaan zat diep.
Nadat ik in 2018 een boek schreef, De energietransitie, moest ik concluderen dat zon en wind voorlopig onvoldoende zullen bijdragen aan een drastische verlaging van de CO2-uitstoot. Het was me duidelijk dat we méér moesten doen. Wat dan? Op de laatste pagina’s vroeg ik me voorzichtig af of kernenergie een optie was. Jubelend was ik allerminst. ‘Veiligheid blijft een heikele kwestie’, schreef ik. De vraagstukken rondom de berging van kernafval noemde ik ‘complex’.
‘Vrijwel alles wat we denken te weten over kernenergie blijkt onjuist.’
Mijn boek was amper verschenen toen Arjen Lubach in een uitzending van zijn satirisch tv-programma allerlei ingesleten ideeën over kernenergie onderuit haalde. Met die aflevering zette hij veel mensen aan het denken. Mij ook. Ik verdiepte me in het onderwerp, las boeken en sprak experts. En na een tijdje begon het te dagen: vrijwel alles wat we denken te weten over kernenergie blijkt onjuist.
Sterker, vaak zit het precies andersom.
Terwijl ikzelf verder opschoof naar het kamp van de voorstanders gebeurde er ook iets anders: ik kreeg meer begrip voor het wantrouwen in de samenleving. Ik raakte geboeid door hoe ons denken over kernenergie is beïnvloed door maatschappelijke onlusten, politieke beslissingen, financiële belangen en markante figuren in de geschiedenis. Wát een ongelooflijk verhaal is dat! Het is een drama vol tragiek, met helden en antihelden. Een spectaculair verhaal over hoop en vrees, verbazing en afschuw.
Voor een antwoord op de vraag wat wij nu met kernenergie gaan doen, lijkt mij een andere vraag minstens zo gepast: wat doet kernenergie eigenlijk met óns? Daarom schreef ik een boek, waarvan ik hoop dat het inzicht biedt in waarom we ons ongemakkelijk voelen bij kernenergie en waarom dat niet nodig is.
Rebellie
‘De grote vijand van de waarheid is vaak niet de leugen – opzettelijk, gekunsteld en oneerlijk – maar eerder de mythe: hardnekkig, overtuigend en onrealistisch.’ – John F. Kennedy, van 1960 tot 1963 president van de Verenigde Staten
Hij is niet bepaald in een goed humeur. Best gek. James Hansen is een van de eerste en meest gezaghebbende wetenschappers die waarschuwden voor klimaatverandering, en hij bevindt zich op de jaarlijkse klimaatconferentie. Eindelijk een plek waar de hele wereld samenkomt voor afspraken over een lagere CO2-uitstoot!
Maar als we tegenover elkaar zitten, tijdens de Klimaattop van 2017 in Bonn, blijkt dat Hansen er weinig vertrouwen in heeft. Hij zucht eens diep. ‘Het zijn maar woorden.’
Zijn kenmerkende hoed ligt op de tafel tussen ons. ‘Politici zéggen wel dat we catastrofale veranderingen in het klimaat moeten voorkomen,’ vervolgt Hansen, ‘maar dit soort onderhandelingen maakt geen zier uit. Regeringsleiders geven elkaar schouderklopjes en lachen vriendelijk voor de foto, maar al die woorden? Bullshit.’
Ja, we mogen James Hansen gerust ongeduldig noemen.
Hij heeft er ook alle reden toe. Sinds het Kyoto-protocol in 1997 heeft ieder klimaatverdrag een verwaarloosbaar effect op de uitstoot van broeikasgassen. Ondanks alle mooie beloften is de concentratie CO2 in de atmosfeer sterk toegenomen. Het lijkt erop dat we moeten leren leven met de gevolgen, en volgens Hansen liegen die er niet om.
De keuze voor Duitsland als gastheer van deze conferentie van de Verenigde Naties zou veelbelovend moeten zijn. Hier maken windmolens en zonnepanelen een ongekende opmars. De Duitse regering heeft er al honderden miljarden euro’s aan uitgegeven. Het gastland geldt als een gidsland.
Of toch niet? Hansen denkt er in elk geval anders over. ‘Stroom uit zon en wind,’ legt hij uit, ‘is zeker nuttig, maar kan nog niet langdurig en betaalbaar worden opgeslagen voor als het weer niet meewerkt.’ Dus vallen de Duitsers terug op centrales op aardgas of steenkool die dan een tandje moeten bijzetten. Om van fossiele brandstoffen af te gaan met slechts weersafhankelijke stroom is naar Hansens oordeel dan ook ‘geen goede strategie’.
De cijfers bewijzen zijn gelijk. De CO2-uitstoot in de Duitse elektriciteitsvoorziening is in de afgelopen jaren amper afgenomen. Sterker, het jaar vóór de klimaattop steeg die nog. Duitsland beschikt over enkele van Europa’s meest vervuilende kolencentrales. De CO2-uitstoot per inwoner ligt boven het Europese gemiddelde.
En wie is James Hansen dan wel? Hansen is een boerenzoon, geboren in 1941 in een stadje in Iowa, in het maïs producerende hart van de Verenigde Staten. Tijdens zijn studies astronomie en natuurkunde kreeg hij een opvallende interesse in de stofwolken rondom Venus. Hij ging werken bij de NASA, de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie. In 1969 vertrok hij voor een half jaar naar de Sterrewacht in Leiden. Daar leerde hij een Nederlandse vrouw kennen, Anniek, met wie hij zou trouwen, maar verder bleek hij toch vooral geboeid door Venus.
‘Hansen ontwikkelde een van de eerste klimaatmodellen. De wetenschapper raakte gealarmeerd.’
Na terugkeer in Manhattan verschoof zijn aandacht. De ozonlaag in de atmosfeer werd aangetast door het gebruik van chemicaliën in alles van koelkasten en airconditioning tot schuimplastic en spuitbussen. Dat droeg bij aan een broeikaseffect, maar dat effect, zo leerde Hansen, kwam vooral door de verbranding van fossiele brandstoffen. Welke gevolgen zou dat hebben voor de planeet waarop hij leefde? Hansen liet Venus voor wat zij was.
Hij ging sleutelen aan een programma op wat destijds ’s werelds grootste computer was. Tijdens zijn lange dagen in het NASA-lab in hartje New York – enkele etages boven Tom’s Restaurant, vermaard als het eettentje in de sitcom Seinfeld – ontwikkelde hij een van de eerste klimaatmodellen. De wetenschapper raakte gealarmeerd.
Hansen deed onderzoek en gaf presentaties, maar het is zijn verklaring voor het Amerikaanse Congres in 1988 die alom wordt gezien als hét moment waarop klimaatverandering op de politieke agenda kwam. Zijn boodschap: het broeikaseffect bestaat, de aarde wordt warmer.
Op dat moment was Hansen hoofd van het Goddard Institute for Space Studies, de NASA-afdeling die zich bezighoudt met atmosferische veranderingen. Dat zou hij blijven tot 2013, toen hij afzwaaide met op zijn naam een flinke stapel studies naar klimaatverandering die hoog aanzien genieten bij vakgenoten.
Terwijl Hansen de bewijzen voor de mondiale opwarming zag toenemen, raakte hij gefrustreerd over het falende klimaatbeleid. Fossiele brandstoffen waren ontmaskerd als de grootste boosdoener. Toch zijn ze nog steeds de dominante energiebronnen. Steenkool, aardolie en aardgas leveren zo’n 80 procent van het wereldwijde energieverbruik – een aandeel dat in de laatste veertig jaar nauwelijks is gedaald. Energie uit zon en wind is weliswaar in opkomst, maar in de mondiale energiemix zit hun gezamenlijke productie nu nog maar op 3 procent.
Toen de politiek bleef aanmodderen en hijzelf grootvader werd, besefte Hansen: we moeten méér doen, en snel ook.
Zo ontpopte de wetenschapper zich op latere leeftijd tot een activist. Hansen liet zich in de handboeien slaan bij protesten tegen fossiele brandstoffen. Hij verkondigde dat topmannen van oliebedrijven moeten worden aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid en de natuur. Kolentransporten vergeleek hij met de treinen naar een concentratiekamp.
Op de klimaattop in Bonn ziet Hansen de toekomst somber in. ‘Wij hebben te maken met een noodtoestand,’ vertelt hij. ‘Als we niet snel komen met een regelbare, schaalbare bron van CO2-vrije energie, zullen onze kinderen en kleinkinderen dat moeten doen. Zij zullen nóg minder tijd hebben om de schade te repareren die wij veroorzaken.’
• • •
Er zijn oplossingen, meent Hansen. Even voor ons gesprek, op een persconferentie, sprak hij over een van die oplossingen. Hij had het over kernenergie. Zoveel succesverhalen over klimaatbeleid zijn er niet, weet Hansen, ‘maar de keren dat landen in staat waren om in korte tijd veel nieuwe CO2-vrije energie te produceren,’ zegt hij in Bonn, ‘deden ze dat telkens met kernenergie’.
Kennelijk is dat een ongemakkelijke waarheid. Tijdens de persconferentie, op een van de voorste rijen, schudden enkele activisten tegen kernenergie opzichtig hun hoofd. Na het verhaal van Hansen stelden ze kritische vragen. Kernenergie is toch veel te duur? Waar sla je het afval de komende tienduizenden jaren op? Niemand zit toch te wachten op kernenergie?
‘Het is alsof de splijting van atomen, zoals in een kernreactor, op deze wereld niet thuishoort.’
Hansen is zulke weerstand wel gewend. Het zit volgens hem zeker niet alleen bij de actiegroepen die zich drukker maken over de eventuele risico’s van kernenergie dan over de echte gevaren van fossiele energie. In de samenleving stuit kernenergie op een diepgewortelde argwaan. Voor veel mensen heeft het iets boosaardigs, iets geniepigs. Voor hen hangt er een geheimzinnige, onheilspellende sfeer omheen, een dreiging van gevaar. Het is alsof de splijting van atomen, zoals dat gebeurt in een kernreactor, op deze wereld niet thuishoort.
De bezwaren tegen kernenergie zijn bekend. Een ongeluk maakt hele gebieden onbewoonbaar. De vrijgekomen straling zal in de wijde omtrek leiden tot misvormingen en ziekten. Er is geen manier om het afval tienduizenden jaren veilig op te slaan. De bouw van een kerncentrale – tussen 2000 en 2021 gemiddeld zesenhalf jaar – duurt te lang om nog iets te betekenen in de klimaatstrijd. Een terrorist die zich toegang verschaft tot een kerncentrale zou kernwapens kunnen maken, of de boel kunnen opblazen…
Al die tegenwerpingen laten zich eenvoudig ontkrachten, meent Hansen, maar hij weet ook: niet iedereen laat zich gemakkelijk overtuigen. Nu hijzelf een kleine organisatie runt en afhankelijk is van donaties, merkt Hansen iets van dat hardnekkige verzet. Veruit de meeste potentiële weldoeners steunen zijn protesten tegen de aanleg van oliepijpleidingen en zijn oproepen voor een internationale CO2-belasting, maar wanneer ze horen dat hij kernenergie een goed idee vindt, deinzen ze terug. Kernenergie?! Vaak leidt het ertoe dat ze zijn werk niet willen ondersteunen.
Hansen, schouderophalend: ‘Dat is dan maar zo.’
Het gesprek over kernenergie is lastig, begrijpt Hansen. Het is ook onvermijdelijk. Want de rol van kernenergie is nog niet uitgespeeld. Op de hele wereld zijn zo’n 440 kernreactoren in bedrijf, verdeeld over meer dan dertig landen, die samen 10 procent van alle elektriciteit leveren. In Europa brandt een op de vier lampen dankzij een kerncentrale. Geen andere bron produceert hier meer elektriciteit.
Er is volop beweging. Op dit moment worden er zo’n vijftig kernreactoren gebouwd. Ook zijn er landen, waaronder Nederland, met plannen om te bouwen. China kondigde eind 2021 aan dat het in vijftien jaar tijd liefst honderdvijftig kernreactoren wil bouwen.
‘Nooit hadden we kernenergie echt nodig. Vandaag is dat wellicht anders.’
De interesse in kernenergie is er niet alleen omdat het klimaat verandert, ook de wereld verandert. Al voordat Vladimir Poetin in februari 2022 zijn leger Oekraïne liet binnenvallen, klonk de behoefte om minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen uit Rusland. Met kerncentrales, draaiend op uranium dat uit alle windstreken kan komen, beschikt een samenleving over een constante bron van CO2-vrije stroom en warmte. Bovendien zal de vraag naar energie in de komende decennia aanzienlijk toenemen. Als de mensen in arme en opkomende landen een beter leven willen, zullen ze heel wat meer energie nodig hebben. Voor hun eigen welzijn is het beter als die energie komt van elektriciteitscentrales die de lucht niet vervuilen en het klimaat niet veranderen.
Nooit hadden we kernenergie echt nodig. Vandaag is dat wellicht anders.
Toch is het te vroeg om te concluderen dat kernenergie in de lift zit. Tussen 1999 en 2020 werden weliswaar 104 kernreactoren opgestart, maar 103 werden gesloten. Het aandeel van kernenergie in de wereldwijde energiemix is in de afgelopen 25 jaar gekelderd van 17 procent naar minder dan 10. Een aantal landen is vastberaden om er voorgoed mee te stoppen. Elders is de politieke steun kwetsbaar. Een ongeluk met een kerncentrale – niet ondenkbaar, ongeacht de bezweringen van voorstanders – zou de bouwplannen zomaar kunnen torpederen.
Het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, geeft aan dat het tempo van de uitbreiding van kernenergie wordt ‘afgeremd wegens maatschappelijke bezorgdheid’ over de risico’s van ongevallen en kernafval.
In Bonn maakt Hansen een vergelijking met Galileo Galilei, de astronoom die zich vierhonderd jaar geleden realiseerde dat de aarde rond de zon beweegt. De autoriteiten vertelden Galilei dat hij maar beter kon instemmen met hun opvatting over de aarde als middelpunt van het universum, of anders… Galilei slikte. Zijn zwijgen maakte het leven voor hem een stuk makkelijker en hij wist, zo vertelt Hansen, dat zijn bevindingen op een goede dag vanzelf zouden doordringen.
‘Maar nu,’ zegt Hansen, ‘nu kunnen we niet zwijgen. Als we nu achteroverleunen en zeggen dat over een paar decennia vanzelf zal blijken dat de uitfasering van fossiele brandstoffen niet lukt zonder kernenergie, dan krijgen we wel gelijk, maar dan is het te laat!’
James Hansen – de wetenschapper, de activist – kan niet anders dan zeggen waar het op staat. Zo doet hij dat als hij praat over het klimaat, en zo doet hij dat als hij praat over kernenergie. ‘Het verzet tegen kernenergie is echt krankzinnig,’ verzucht hij. ‘Al die angsten – over straling, over afval, over ongelukken – hebben geen basis in de wetenschap. Ze zijn quasireligieus en irrationeel.’
Zou het?
Zou het echt? •
Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie: De emoties en de feiten van Marco Visscher is verkrijgbaar in de webshop van The Optimist.
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.
Schrijf je gratis in voor onze PositiefNieuwsBrief (1 tot 3 e-mails per week). Uitschrijven kun je ieder moment door op de unsubscribe-link te klikken die onderaan iedere mailing staat.
Ik werd getriggerd door de titel, vooral omdat ik me besefte dat ik vanuit diezelfde veronderstellingen en overtuigingen niet zo enthousiast ben over kernenergie. Je artikel intrigeert me en ik ga je boek bestellen. Altijd goed om andere geluiden te horen/lezen. Dank je wel!