The Optimist
The Optimist is een onafhankelijk opinietijdschrift over mensen en ideeën die de wereld veranderen.
Zitten we vast in een ‘tussenruimte’? Een periode tussen twee tijdvakken, tussen twee denkwerelden wellicht? Dat is de vraag die Ron van Es stelt. Voor antwoorden hierop sprak hij verschillende mensen. Zijn voorlopige conclusie luidt: als we dan toch vastzitten, laten we dan proberen de vlucht naar voren te nemen.
DOOR: RON VAN ES
Het was de antropoloog Arnold van Gennep (1873-1957) die een universeel patroon ontdekte bij de oudere volkeren die een overgangsritueel kenden. Dit was een ritueel om van de ene, oude, situatie over te gaan naar een nieuwe. Voordat je daar echter kwam bevond je je in een zogenaamde liminale periode, een tussenruimte. In de eerste fase, de oude situatie, was er een afscheiding nodig, een loslaten. Voordat je bij de derde fase, de uiteindelijke situatie bent aangekomen, is er dus een tweede fase, die van onzekerheid, een niet-weten. Deze tussenruimte kenmerkt zich soms ook door angst, chaos en diep verdriet.
Een dergelijke overgang beschrijft Morgan Scott Peck (1936–2005) ook in zijn bekende boek The Road Less Traveled dat in 1978 uitkwam. Hij zag een oude situatie naar een nieuwe situatie overgaan in vier stappen:
1. van pseudo-community – we dachten een gemeenschap te zijn, elkaar te hebben, maar dat is helemaal niet zo,
2. naar chaos – we staan tegenover elkaar,
3. naar het effect van leegheid – dit is de fase van stilvallen, waar compassie voor elkaar kan ontstaan,
4. naar een ‘ware’ community – we zien elkaar in een nieuwe situatie.
Om in de liminale fase – de tussenruimte – te kunnen zijn en dan verder te komen, is er ‘ware’ liefde nodig, betoogt Peck. Deze ‘ware’ liefde wordt zichtbaar in een handeling die men bewust onderneemt om de grenzen van het ego te verleggen door verbinding met anderen aan te gaan. Het is een spirituele koestering die zowel zichzelf als de ander omvat.
Om in de tussenruimte iets dergelijks als een ‘spirituele koestering’ te kunnen ervaren, is het nodig om de moed te hebben om het oude los te laten en het verlangen naar iets nieuws te laten groeien. Moed en verlangen, loslaten en verbeelden – een liminale fase van niet-weten en toch een dieper weten. Een dieper weten van een ander bestaan. Een bestaan waarin we samenvallen met wie we zijn, en niet meer willen leven met een schaduw van wie we denken te zijn. De spirituele koestering in de tussenruimte geeft ons die hoop op beter. Maar ook het donkere uur van de ziel.
Veel mystici hebben geschreven over dit donkerste uur waarin door de pijn van het verlangen jouw hemel verduisterd is. Waar door de hoop op een ander bestaan, jouw wanhoop groter lijkt. Waar het donker alles omsluit; waar is het licht? Waar is de hoop? Waar is het leven? Thomas Moore, voorheen monnik en nu psychotherapeut en filosoof, schreef jaren geleden al zijn Donkere nachten van de ziel en ik citeer: ‘Tijdens de donkere nacht is er geen andere keuze dan de controle over te geven, onwetendheid toe te geven en te stoppen om te luisteren naar alle signalen van wijsheid die langs kunnen komen. Het is een tijd van gedwongen terugtrekken en misschien onwillige terugtrekking. De donkere nacht is meer dan een leerervaring; het is een diepgaande inwijding in een rijk waarop niets in de cultuur, zo in beslag genomen door externe zorgen en materieel succes, je voorbereidt.’ Het donkerste uur is dus een periode waarin je beter leert begrijpen, ondanks of juist dankzij het gebrek aan licht en zicht. Het is de periode waarin de wanhoop overwonnen kan worden in de wanhoop zelf. Het is, in moderne woorden, ook ‘in de bek van het monster kijken’. We kunnen niet anders dan het donkerste uur beleven om daarna in het licht te kunnen staan.
Ik weet uit persoonlijke ervaring, net als jij mogelijk, dat transitie naar een ander bestaan altijd door een donker uur gaat. Het is de overgang, de drempel, de deur waar je doorheen moet. Niet elke overgang is zo dramatisch en pijnlijk, maar de overgang waar we nu in staan is dat zeker wel. De wereld zoals we die kennen is in nood. In veel opzichten. En wij zitten in het donker, tastend, zoekend. Met uiteraard de drang om hier weg te komen, maar dat kan nog niet, het donkerste uur is aangebroken. Die weg van transformatie van onszelf, én van de wereld. De weg van erkenning dat het zo niet verder kan.
‘De spirituele koestering in de tussenruimte geeft ons die hoop op beter.’
Iemand die een dergelijk donker uur persoonlijk sterk heeft ervaren is de filosofe en politiek denker Hannah Arendt (1906-1975). Gevlucht voor de nazi’s, zowel in Duitsland als in Frankrijk en uiteindelijk in Amerika terechtgekomen, heeft zij haar weg door het leven gezocht. ‘Hoe moeten we dan leven? Wat houdt het in om mens te zijn? Wat is een goed leven, wat zijn de juiste handelingen? Hoe moeten we elkaar behandelen? Hoe moeten we leven in een onvolmaakte wereld?’, schrijft Arendt in Denktagebuch. Om dan te komen met deze uitspraak: ‘Waarom is het zo moeilijk de wereld lief te hebben – amor mundi?’
Wanneer Arendt spreekt over het liefhebben van de wereld bedoelt ze iets anders dan alleen de liefde die bestaat tussen mensen. De wereld liefhebben draait om het begrijpen van de wereld en het zich ermee verzoenen. Daarmee is amor mundi vooral een houding, een koers uitzetten die gaat om begrip, acceptatie en verzoening. De liefde voor de wereld betekent een zorg om het leven zodat het kan blijven bestaan.
‘Het probleem met het menselijk geluk is dat het voortdurend gevolgd wordt door angst. Wat daadwerkelijk de angst voor de dood verlicht is niet hoop of begeerte, maar herinnering en dankbaarheid.’ – Hannah Arendt
Wat ik in deze woorden las is dat ik, als mens, boven de dagelijkse situatie uit, kan zien, inzien en leren dat de wereld er is om lief te hebben. Ik kan mijn liefde geven aan die wereld waarin ik én onderdeel ben én op zekere afstand van de dagelijkse waan naar mag schouwen. Ik wil mij niet verliezen in woede en walging en tóch mijn woede en walging blijven uitspreken. Ik wil mijn trillende beschuldigende vinger niet blijvend uitsteken naar de anderen, maar blijf ze aanwijzen omdat de liefde voor de wereld dit van mij vraagt. Én de liefde maakt dat mijn wijzende vinger ook naar mij zal wijzen. Want de liefde voor de wereld — amor mundi — maakt ons reizigers in dezelfde boot. Het kwaad reist niet alleen, maar reist mee. De hebzucht heeft geen eigen plek, maar is temidden van ons. Slechte beslissingen en de vraatzucht van de macht; het betreft ons allen en allen zijn wij van deze wereld. Mensen.
‘De liefde voor de wereld betekent een zorg om het leven zodat het kan blijven bestaan.’
Het begon allemaal na zijn gesprekken met de fysicus en filosoof David Bohm (1917-1992) en het idee dat er een ‘begin’ moet liggen aan ons handelen. Ik heb het hier over Joseph Jaworski, de leiderschapsstrateeg, die in London waar hij dan werkt in de jaren ‘80 van de vorige eeuw in contact komt met deze David Bohm. Er was die brandende vraag bij Jaworski die in hun gesprekken steeds weer terugkwam: is er een dieper weten dat ons vooruit kan helpen? Is er een verborgen Bron van ons handelen? Zijn we, met andere woorden, een onderdeel van een veel groter geheel, de verborgen onderkant van de ijsberg, die we niet zien, maar die wel ons leven bepaalt? En als dat zo is, hoe maken we daar dan gebruik van? En hoe komen we bij die Bron? Ja, is het antwoord, er is een Bron, en om daar te komen moet je een ‘tussenruimte’ maken. Die ‘tussenruimte’ wordt de befaamde theorie van de U, het afdalen om onderin in een dieper besef van stilte en reflectie onszelf gewaar te worden. De Bron, leert Jaworski, is ‘te verstaan als de onderliggende werkelijkheid van waaruit alle vormen, ook jijzelf, zich manifesteren. Deze primordiale, ongeconditioneerde staat van zijn is zelf vormloos, maar ‘baart’ alle vormen, bevat alle vormen en is de Oorsprong waarin uiteindelijk alle vormen zich ontbinden. Omdat er voor deze Oorsprong geen adequate term ter aanduiding is, refereer ik er vaak aan als het Grote Mysterie.’
Er zijn drie wezenlijke elementen in deze innerlijke reis. Allereerst is er observeren. Vervolgens is er het overdenken van het geobserveerde, ‘waarbij je je innerlijk weten de ruimte laat zich te manifesteren’. En ten slotte is er het snel en vloeiend handelen, de natuurlijke flow. De tussenruimte binnen de theorie van de U is dus vooral het ontdekken van de plaats waar je niet alleen bewustzijn creëert ten aanzien van wie of wat je bent, maar waar je ook een mysterie ontdekt. Het mysterie van wie we zijn en hoe we vanuit onze essentie kunnen leven en oplossingen aan kunnen dragen die werkelijke oplossingen zijn. Er wordt ons dan vaak gevraagd wat ons daartoe inspireerde en vaak weten we het niet. Iets, een moment, zeggen we dan. Een ingeving, een soort weten dat het goed is. Dat het zo ‘hoort’ te zijn. Het vormt het begin van een reis die ons ergens anders brengt, een ander leven, een andere carrière, een nieuwe afslag in ons werk.
Het is de filosoof Martin Buber (1878-1965) die in zijn boek Ik en jij over een dergelijk weten het volgende schrijft: ‘Wat is het eeuwige: het in het hier en nu tegenwoordige oer-verschijnsel dat wij openbaring noemen? Het is dit: de mens komt uit het moment van de hoogste ontmoeting niet hetzelfde tevoorschijn als hij er is binnengegaan. Het moment van de ontmoeting is geen ‘belevenis’ die in de ontvankelijke ziel opgewekt en met een zalig gevoel wordt afgerond: er geschiedt daar iets aan de mens. Dat is soms een ademtocht, soms een worsteling, hoe dan ook: het geschiedt.’
Buber schrijft dan verder over wat deze ontmoeting teweegbrengt in ons:
• We begrijpen dat er een volledige wederkerigheid is van het verbonden zijn.
• Er is het besef dat er een zin is, ‘niets kan meer zinloos zijn’.
• Het gaat niet meer om mij of jou, maar om de zin samen, in de wereld die we hier ervaren.
‘De werkelijkheid is dat wij ontvangen wat wij tevoren niet hadden, en dit zo ontvangen dat wij weten: het is ons gegeven.’ – Martin Buber
‘Die wil-tot-betekenis helpt je om op weg te gaan, zichtbaar te worden.’
In de tussenruimte waarin we zijn, waarin we ons afvragen wat we los moeten laten en wat we ons kunnen verbeelden van een andere toekomst, waar moed wordt gevraagd en hoop geboden, bevinden we ons in een transformatie die groter is dan elke andere in de geschiedenis van de mensheid. Waarom? Omdat we de kans lopen het menselijk leven te vernietigen op wereldschaal – denk aan het klimaat – maar ook op diezelfde wereldschaal ons bewust worden van wie we zijn en kunnen zijn als mensheid. Het is de ‘wil-tot-betekenis’ zoals Victor Frankl dat beschrijft in zijn boek De zin van het bestaan. Die wil-tot-betekenis helpt je om op weg te gaan, zichtbaar te worden. Omdat je een daad wilt stellen. Omdat je uit liefde wilt handelen. En omdat je niet meer wilt lijden. Het is de rups die een vlinder wordt. Eigenlijk geef je antwoord op die ene vraag: ‘Waar ben je?’
We zullen dus onze stem moeten laten horen. Toen David Katz in 2013 op een strand ergens in Noord-Amerika de plastic rotzooi om zich heen zag liggen, kreeg hij een idee. Nee, het was niet alleen een idee, het was een oplossing. Maar met die oplossing kwam ook de twijfel. En met de twijfel dat enorme gevoel van eenzaamheid. In een interview met het tijdschrift Salt, vertelde hij over dat moment in 2013: ‘Ik moest op dat moment rouwen om het leven dat ik leidde en nu moest loslaten, want ik kon niet anders meer dan toegeven dat er een oplossing was en dat ik mijn verdere leven daaraan te wijden had. Alleen had ik geen flauw idee hoe ik dat moest doen.’ Katz bedacht dat plastic ingezameld kon worden door mensen die daar geld voor zouden krijgen. Heel simpel, maar in de uitvoering knap ingewikkeld.
Ik ontmoette hem in 2018 en zag de kracht van één iemand die geloof had in een idee dat echte oplossingen bracht in het leven van duizenden gezinnen, en de twijfel om daar elke dag weer de kracht voor te vinden.
Intussen is de Plastic Bank, het idee dat Katz toen had op dat strand, een zeer succesvolle onderneming. Maar met het bedenken van een oplossing, daar in 2013 op het strand, wist hij dat hij diep betrokken was om het tot een succes te maken. Je kunt niet simpelweg anderen vragen het te gaan doen. ‘Hoe meer ik in mijn leven mijzelf kan worden, hoe meer ik besef dat het niet alleen mijn reis is. Er is geen alleen, ik ben echt niet de enige. Hoe meer ik reis, hoe meer ik me realiseer dat ik alleen maar meer mensen om me heen heb.’
Momenten zoals Katz die beleefde vormen een ketting, een reis om dan misschien met twijfel toch dat besluit te nemen dat je al heel lang geleden onbewust genomen hebt. Je was er alleen nog niet aan toe, de twijfel was te sterk. Er waren wellicht te veel stemmen in je hoofd die je tegenhielden. Stemmen van weerstand, ongemak, vooringenomen meningen, oude overtuigingen, de galm uit het verleden, misschien niet eens jouw verleden. Dergelijke stemmen kunnen heel sterk zijn, je met touwen gijzelen. Je leven is een zoektocht om je eigen authentieke stem te vinden, de stem van je ziel. Weg uit de tussenruimte. Een vlucht vooruit, op zoek naar een nieuwe wereld. •
Ron van Es is mentor, psychosyntheticus en auteur van diverse boeken. Recent verscheen De volgende stap, een nieuwe weg in je leiderschap. Daarnaast is hij onder meer founder van School for Purpose Leadership en oprichter van het platform LichtHuis.
Schrijf je gratis in voor onze PositiefNieuwsBrief (1 tot 3 e-mails per week). Uitschrijven kun je ieder moment door op de unsubscribe-link te klikken die onderaan iedere mailing staat.
Reacties