Bekijk de stad met andere ogen

Brian de Mello 176 september / oktober 2017 Natuur & Milieu

De meeste mensen kennen haar als de fraaie dame met dat perfecte donkerbruine kapsel die ’s avonds het RTL Nieuws presenteert. Maar Merel Westrik (1979) kan meer. Ze maakt films over wildernis, stadse wildernis om precies te zijn. ‘Het is toch geweldig als mensen daardoor anders gaan kijken naar de stad? Dat ze zich bewust worden van het feit dat er veel meer is dan je op het eerste oog ziet.’

Het Amsterdamse Vondelpark bruist van het leven. Fietsers, joggers, mensen genietend op een terrasje, verdwaalde toeristen, kleine kinderen die rondhuppelen. Merel (what’s in a name?) Westrik ziet vooral andere dingen; de vogels in de lucht, een uil op een tak, de bijen die rondzoemen van bloem tot bloem. De zon schijnt in overvloed op een mooie woensdagochtend, maar we besluiten om binnen te gaan zitten. Zo voorkomen we dat we halfgaar of iets te goed doorbakken een gesprek gaan voeren over Amsterdamse wildernis, natuurfilms en de nietigheid van de menselijke soort.

Het uitzicht vanaf ons tafeltje is boeiend, zeker voor onze BN-er. De bijen die zich vol overgave storten op de flora pal achter het raam waar we op uitkijken, verliest zij nauwelijks uit het oog. Het is de getrainde blik van iemand die weet wat het is om uren achtereen te posten, ’s ochtends vroeg of ’s avonds laat. Dat heeft ze de afgelopen 15 jaar regelmatig gedaan, samen met haar goede vriend en medefilmmaker Martin Melchers. Deze stadsecoloog heeft haar, in de tijd dat ze nog voor stadszender AT5 werkte, geïnspireerd om de natuur bewust op te zoeken en vast te leggen. In het bijzonder de wilde natuur in en rond de hoofdstad. Er is zo veel wildernis in Amsterdam, doceert Westrik: Chinese wolhandkrabben in de grachten, slechtvalken in hoge kantoorgebouwen en in torens van de energiecentrale, vossen in het havengebied.

Ze bewondert het aanpassingsvermogen van deze dieren en maakte er in 2015 samen met Melchers een film over, Amsterdam Wildlife. De film draait inmiddels al anderhalf jaar in filmmuseum EYE in Amsterdam en de voorstellingen gaan door ‘totdat er niemand meer een kaartje koopt’. De beide filmmakers mochten in april van dit jaar een Kristallen Film award in ontvangst nemen, nadat de 10.000ste bezoeker hun meesterwerk had bekeken. ‘Het was oorspronkelijk een hobby-project, bedoeld om aan vrienden en familie te laten zien. Dat is anders gelopen, we kregen zulke enthousiaste reacties en nu draait de film nog steeds. We hebben besloten om een vervolg te maken, deze keer over de nachtelijke wildernis van Amsterdam. Daar zijn we dit voorjaar mee gestart en het kost veel tijd om te maken, dus even geduld nog.’

De film die in EYE draait is een uur lang een aaneenschakeling van bijzondere beelden. Westrik en Melchers gingen op zoek naar het wildebeestenleven van Amsterdam. Dat levert unieke, en af en toe hilarische, situaties op. Bijvoorbeeld wanneer er iets mis gaat, zoals een vos die poept op de verborgen camera waardoor deze uitschakelt. Het geheim van een hoogwaardige natuurfilm wordt duidelijk: je moet extreem geduldig zijn. Wachten en hopen dat er iets gebeurt voor de lens van de camera. Een vos die het treinspoor oversteekt op het juiste moment, een ijsvogel die op het ideale paaltje landt, een ringslang die zijn schuilplaats in het Amsterdamse Bos verlaat; je moet erop anticiperen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Het resultaat is zowel vermakelijk als educatief. Wist u dat er mossels uit de Kaspische zee hun thuis hebben gevonden in de Amsterdamse grachten en dat deze diertjes het water helpen zuiveren? En dat u zomaar een snoekbaars uit diezelfde grachten kunt vissen?

We vragen haar waar die interesse voor wildernis en natuur vandaan komt. ‘Ik ben opgegroeid in Westzaan en ging als meisje regelmatig op pad in de wei, samen met een vriendinnetje, om nestjes te zoeken, mooie orchideeën te vinden (en te plukken – hé, we waren kinderen!) en diertjes op te snorren. Haasjes, kikkervisjes, noem maar op. Dát, en de opvoeding die mijn ouders mij en mijn zusjes gaven, heeft geleid tot die voorliefde voor de natuur, is mijn vermoeden. Ik weet nog dat thuis een hele grote boekenkast stond met daarin op mijn ooghoogte drie dikke boeken over biologische onderwerpen: een over paddenstoelen, een over insecten, een over vogels en wilde bloemen. Die heb ik als kleine Merel allemaal verslonden. Soms zaten er angstaanjagende plaatjes bij, bijvoorbeeld van een vliegend hert, een groot insect met een neushoornachtig gewei op z’n kop. Het at kadavers, dat vond ik vreselijk eng. Maar er waren ook hele schattige afbeeldingen, ik heb uren zitten kijken naar de vlinders in zo’n boek. Dat heeft echt indruk op me gemaakt. Het hielp bovendien dat mijn moeder zei “kijk, daar heb je een boterbloem”. Ze was specifiek, riep niet zomaar iets van “kijk een gele bloem”. Wat wil je ook anders, met twee ouders die allebei in het onderwijs werkzaam waren. Ik geloof wel dat je, om dingen in het bestaan om je heen te kunnen zien, mensen nodig hebt die het je laten zien.’ Dat is een rol die zij nu zelf heeft opgepakt met haar ietwat uit de hand gelopen filmhobby.

De liefde voor Amsterdam is gegroeid, nadat ze er als klein meisje niks van moest hebben. ‘Ik liep samen met mijn ouders midden op de Dam en kon alle indrukken niet aan; al die mensen, het verkeer, de trams, de duiven, het lawaai. Ik begon te huilen en riep tegen mijn vader “wat een vreselijke stad, ik wil hier nooit meer naartoe!”. Dat heb ik geweten. Toen ik twintig was, vertelde ik ze dat ik ging verhuizen naar Amsterdam. Mijn vader schoot in de lach en herinnerde me aan mijn huilbui op de Dam. Ik kan nu niet meer zonder deze stad. Zelfs het lelijke is er mooi. Als ik hier rondloop in het Vondelpark en ik zie de rotzooi die mensen na een picknick achterlaten, denk ik bij mezelf “hè, bah”, maar tegelijkertijd zit er zoveel schoonheid in de ontmoetingen die hier plaatsvinden en de diversiteit van de mensen. Het feit dat hier midden in de stad zo’n park staat waar iedereen van kan genieten, daar kan ik nou weer van genieten. Het is ook prachtig om op een vroege zondagochtend door de stad te fietsen, wanneer de mensen nog slapen. Alles is dan stil maar de uitstraling van de stad is schreeuwend mooi.’

Er komt nog meer glinstering in haar ogen. ‘Uiteindelijk vinden alle mensen het – denk ik – leuk om een stukje natuur dichterbij te halen. Of dat nu in een volkstuintje is, of op een balkonnetje met plantjes en kruiden. Het is toch geweldig als er plots een stokroos door de naden van je tegels kruipt en tegen je voordeur begint te bloeien? Ik geloof echt dat mensen ervan opknappen. De kleur groen is ook goed voor je ogen, dat kan niet anders. Er zijn wetenschappelijke onderzoeken die hebben aangetoond dat mensen die elke dag door het groen naar hun werk fietsen zich gezonder, blijer en optimistischer voelen.’ Dit horen wij als redactie van The Optimist graag, al hopen we stiekem dat het toenemende optimisme niet alleen door het fietsen komt.

Ondertussen dwaalt haar blik weer af naar de bijen achter het raam. En dan vol overtuiging, alsof ze breaking news brengt: ‘we zitten hier continue naar een wonder te kijken, besef je dat? Ik heb wel eens gehoord dat bijen elkaar de weg naar nectar wijzen door een dansje te doen. Zo geven ze elkaar de juiste coördinaten door: “daar bloeit de lindebloesem, daar moeten we heen.” Het is een echt wonder en de meeste mensen hebben het niet eens door.’

Kijkt ze wel eens verder dan Amsterdam? ‘Oh ja, ik vind de buitenwildernis ook prachtig. Ik mocht een heleboel mooie plekken op aarde bezoeken, en heb een voorkeur voor desolate landschappen. Daar waar de mens compleet nietig is en niets te vertellen heeft, dat vind ik heerlijk. Neem bijvoorbeeld de Skeleton Coast, de kustlijn van Namibië. Van woestijn tot zee, je komt er geen mens tegen. De natuur is dan zo verschrikkelijk groots en overheersend, soms verwoestend, dat ik het gevoel krijg: zo hoort het eigenlijk te zijn. In Botswana reed ik langs een rivier en zag al die giraffen en andere wilde dieren van dichtbij. Dat zijn plekken die mij ontroeren. De gedachte schiet door mijn hoofd dat het altijd zo zal blijven – als wij mensen het niet ontzettend verpesten – en dat de wildernis uiteindelijk zijn eigen weg kiest, ongeacht wat wij er ook van mogen vinden. Wij zijn maar passanten. Het feit dat we als soort relatief weinig voorstellen, vind ik een troostrijke gedachte. Natuurlijk hebben we impact, denk maar aan alle milieuvervuiling, de CO2-uitstoot, de plastic soep. Tegelijk zijn we gelukkig inventief en werken we aan oplossingen. Maar in het grote geheel der dingen is de mens van geringe betekenis. De aarde groeit en bloeit met wat zonlicht en regen, en dat gaat door.’

De bijen gaan ook gewoon door, zonder zich iets aan te trekken van de voyeurs achter het glas. Misschien zijn ze wel belangrijker en harder aan het werk dan wij. Westrik bevestigt die gedachte. ‘Zoals mijn geestverwant Martin Melchers het mij heeft geleerd: “je moet je eigen nietigheidsbesef goed onderhouden”, en dat doe ik.’

Brian de Mello

Brian de Mello

Brian de Mello (1965) heeft een passie voor tekst en creatie. Die kan hij kwijt...

Meer over Brian de Mello >

Reacties

Geef een reactie