Koopgedrag als uiting van ethiek: ‘Maakt het iets uit wat ik doe?’

The Optimist 10 jan 2023 Natuur & Milieu

Als toekomstige generaties ons te zijner tijd vragen hoe wij terugkijken op ons koopgedrag van vandaag, dan blijkt dat gedrag door hen als ethisch acteren gezien te worden, stelt dr. Jan Diek van Mansvelt, voormalig bijzonder hoogleraar biologische landbouw. Dat weten we eigenlijk wel maar, vraagt hij zich af, willen we het écht weten in ons handelen van alledag?

DOOR: DR. JAN DIEK VAN MANSVELT

Het lijkt erop dat in ons koopgedrag, náást het ethische bewustzijn van consumenten, ook het overheidsbeleid ten aanzien van landbouw en voeding een sturende rol speelt. Maar om het agro-industrievriendelijke overheidsbeleid als argument te nemen om zelf dan maar niets te doen, klinkt wel erg gemakkelijk. Daarmee maak je je tot slachtoffer in plaats van je ethisch handelen onder ogen te zien.

Dit stuk gaat over ons aankoopgedrag en ons zicht op de gevolgen daarvan. Kopen gaat vaak immers min of meer vanzelf. Begin je er over na te denken, dan raak je gemakkelijk in verwarring. In hoeverre weet je waarom je iets koopt? Wil je dat eigenlijk wel weten? Besef je dat elke aankoop ‘in wezen’ een ethische act is? Ik begin met twee verschillende ingangen in het aankoop proces: korting zoeken of chique ‘chill’ kiezen. In beide gevallen blijf je ethisch buiten schot. Daarna geef ik een voorbeeld van relatief overzichtelijke productketens, waaraan je je betrokkenheid bewust wordt.

Korting en ‘chill’ aankopen

Eerst de kortingen: neem 30 of 50 procent afgeprijsde producten, een uitverkoopactie (per seizoen of vaker), Black Friday en Cyber Monday. Het ene afgeprijsde product is al aantrekkelijker dan het andere. Thuis zie ik wel wat die spullen eigenlijk waard zijn en waar ik ze laat.

Wie vraagt zich af wie die korting eigenlijk betaalt? Afprijzing is toch vooral een teaser om meer producten in die winkel te kopen. Al die kortingen en reclames (PR) wakkeren onze kooplust en hebzucht aan. Om steeds meer en nóg meer te kopen, hoewel we ‘ergens’ ook wel weten dat de bevrediging van veel kopen niet lang duurt. Dus gooien we vervolgens veel weg en kopen snel nieuwe, extra voordelige aanbiedingen. Maar we kunnen ook door pure armoede genoodzaakt zijn het goedkoopste te nemen.

Nu naar de ‘chill’ aankopen. Die betreffen producten van beroemde merken als bijvoorbeeld Adidas, Rolex of Calvin Klein. Als ik die spullen zichtbaar draag, hoor ik er helemaal bij: ik tel mee. Dat begint al op school: hoe duurder en chiquer, hoe beter. Dan ziet iedereen meteen hoe goed ik mijn leven geregeld heb.

Maar er speelt meer: los van de motivatie voor enerzijds goedkoop en veel willen hebben of anderzijds juist duur en chique, kun je je in alle gevallen afvragen of je enig idee hebt waar het product dat je koopt vandaan komt. Weet je wat de productie betekent voor de arbeiders die het product maken, welke grondstoffen ervoor nodig zijn, welke mechanische en chemische middelen er voor gebruikt worden? En wat die voor het milieu – natuurlijk en sociaal – betekenen waar het product gemaakt wordt? Op al die vragen per product en merk een antwoord zoeken is in de praktijk van het dagelijks leven totaal onbegonnen werk. Maar de effecten zijn er wel. En door mijn aankoop draag ik daar aan bij.

Nadenken over koopgedrag

Hier volgt een ‘plaatje’ dat in mij daagt als ik de tijd neem om na te denken over mijn koopgedrag:

Als ik een fles Coca-Cola koop, steun ik het mondiale Coca-Cola concern. Als ik de cola bij Albert Heijn koop, verdient AH daar ook aan, als ik de cola bij Total tankstation koop pikt Total een graantje mee. Als ik kaas koop bij De Groene Griffioen in Weesp steun ik Boy en Wendela die daar boeren. Als ik een boek koop via Bol.com verdient die eraan, als ik het boek door een plaatselijke boekhandel laat bestellen verdient die meer en Bol.com minder.
Als ik bij de plaatselijke groenteboer, slager of bakker koop, steun ik hun bedrijf en draag ik er zo aan bij dat ze in mijn dorp kunnen blijven bestaan. Rijd ik een half uur verder naar een Maxi of Lidl, dan hebben de plaatselijke middenstanders het nakijken en ben ik een paar procent voordeliger uit wat de aankoop zelf betreft. Maar tijd en rijkosten armer.
Hetzelfde geldt voor al mijn aankopen: huisraad, kleding, elektronica et cetera. Ook het onderwijs en de gezondheidszorg van je kinderen en jezelf koop je graag bij de ‘leveranciers’ die je vertrouwt. De een vertrouwt ‘regulier’, de ander liever ‘alternatief’ of elk een mix van beiden. Maar hoe kun je die producten en hun ketens vertrouwen? Ben je thuis in de keurmerken waarmee ze zich profileren?

Voorbeelden uit de voedselketen

Om een concreet voorbeeld te geven ga ik hier nu nader in op de voedselketen en die van de textiele vezels: producten uit de landbouw.

In deze ketens hebben zich de afgelopen decennia betrouwbare keurmerken gevestigd zoals Fair Trade, Biologisch (EKO), Demeter, met Bionext als keten-organisatie voor de biologische producenten. Verder zijn er ook keurmerken voor biologische textiel: kleding en beddengoed, bijvoorbeeld. Deze lijst ambieert geen volledigheid. Het gaat er om dat ik een ruime keuze heb aan mogelijkheden om met mijn aankopen steun te geven aan de boeren en verwerkers die de (onze) aarde door hun handelwijzen daadwerkelijk respecteren.
Met elke aankoop van het genoemde type product buiten de genoemde merksystemen laat ik hen in de steek, en steun ik in plaats daarvan bedrijven die minder moeite hebben met hun ecologische en sociale voetafdrukken (kinderarbeid, milieuverontreiniging, biodiversiteitsverlies, ecocide). Negatieve voetafdrukken die overigens nog steeds wettelijk zijn toegestaan, dankzij de machtige lobby van de chemotech-industrie.

Veelgehoorde argumenten

Interessant om zelf eens in enkele van je netwerken, met of zonder koffie of thee erbij, na te gaan hoe de een en de ander naar dit vraagstuk kijkt.

Ik kom dan argumenten tegen zoals:

De overheid is er niet voor niets, democratisch gekozen en wel. Wat op de markt verschijnt, voldoet aan onze algemene eisen en het is elitair (onnodig) om meer te eisen.

Hierbij wordt even vergeten dat de wetgeving over vereiste voedselkwaliteit en toelaatbare emissie in de productie altijd samen met de betreffende industrieën wordt opgesteld. Sleutelargumenten vanuit die industrie zijn dan altijd ‘het moet wel doenlijk blijven’ (winstgevend, namelijk) en ‘anders doen de concurrenten in het buitenland het wel en gaan wij failliet’. Het betreft hier zowel nationale als ook EU en mondiale wetgeving.

De biologische producten zijn duidelijk duurder, waar gaat die winst heen?

De biologische producten zijn inderdaad duurder, omdat er minder subsidies voor zijn dan voor de milieuvervuilende en dieronvriendelijke ‘gangbare’ landbouw. Verder kan de reguliere landbouw vrij ongehinderd het milieu vervuilen terwijl de biologische landbouw extra kosten maakt door dat juist niet te doen, en het landbouwbodemleven op te bouwen in plaats van af te breken. Zo ook de biodiversiteit te bevorderen in plaats van te verarmen. Als consument betaal je nu dus inderdaad éénmaal de milieukosten over de toonbank aan de boer, en tegelijk via de belasting ook nog een tweede keer aan de gangbare landbouw. De eerste als ethische daad bewust bij je aankoop, de tweede onvermijdelijk en nauwelijks bewust via de fiscus.
Dat in de supermarkten de marges op EKO-producten dezelfde zijn als op de chemische, maakt dat ze per gewicht méér daaraan verdienen en de EKO-koper extra duur uit is.

Met al die extra merken (labels) wordt de markt onoverzichtelijk en zie ik door de bomen het bos niet meer.

Dit is natuurlijk ook een sterk argument voor alle consumenten die geen zin in ‘gedoe’ hebben. Demeter, EKO en Fair Trade zijn immers overbekend en overduidelijk te zien in de supermarkten en helemaal in de biologische winkelketens als De Groene Weg, Odin en Ekoplaza. Het groene EU-label met z’n liggend blad is onmiskenbaar voor wie er naar kijken wil.
Dat er daarnaast door heel wat producenten aan vormen van ‘greenwashing’ wordt gedaan, is ook waar. Maar hun ‘groene’ labels missen het EU-blaadje dat ik al noemde en die ‘neplabels’ kunnen dus niet verwarrend zijn voor wie zich engageert in zijn aankoopgedrag.
Dat er biologische weekmarkten zijn waar de labelling soms gedeeltelijk ontbreekt, wijst op de rol van de merken als garantie voor de anonieme consument, die niet zelf direct met de leverancier communiceert. Op de ‘échte markten’ gaat het om het vertrouwen van de consument voor de vrouw of man achter de kraam. In die korte keten en kleine volumes zijn de certificatiekosten relatief hoog (voor de handelaar) maar is de vertrouwensbasis relatief gemakkelijk te leggen: praat met de kraamhouder. Voel aan je water of hij liegt…

Er is nooit bewezen dat ‘biologisch’ gezonder is voor de mens…

Dit is een oeroud thema waarin de voedingsindustrie gigantisch veel belang heeft. Waar het voor elk zelf denkend mens logisch is dat als je voedsel gifvrij verbouwt de producten gifvrijer zijn dan als je ze met gif verbouwt, roepen de sceptici: bewijs dat dan maar. De kosten van zulk onderzoek liggen dan bij de gifvrije producenten. Hetzelfde geldt voor de logica dat stressvrij levend vee minders stress-zuivel, stress-vlees en stress-eieren oplevert dan dat bij het intensief gehouden gangbare stress vee.
Met de vraag ‘biologische gezonder?’ ging in 2005 een onderzoek met kippen van start, onder leiding van Machteld Huber, die destijds aan het Luis Bolk Instituut verbonden was. Daarnaast werkten ook TNO, RIKILT en de Wageningen Universiteit (WUR) mee aan het onderzoek. Toen het duidelijk werd dat de biologisch gevoede kippen sterker waren in hun gezondheid dan hun chemische landbouw collega-kippen, haakten de officiële instituten plotseling af. Met de opzet en de methode van het onderzoek waren zij het eens geweest. Toen de uitslag tegen hun verwachting uitkwam, keken zij weg. Over ethiek en wetenschappelijk onderzoek hebben we het niet even niet.
Dankzij de aandacht van Zembla heeft het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in 2021 500.000 euro beschikbaar gesteld voor vervolgonderzoek, nu wellicht door de WUR, en met varkens. Afwachten dus.

In 2002 verscheen het rapport Vertrouwen van de Nederlandse consument in het biologisch keurmerk van de Europese Unie. Het mooie daarvan is dat het alle mogelijke redenen inventariseert waarom consumenten wel dan niet menen dat het kopen van biologische producten de moeite waard is. De hierboven door mij genoemde punten komen daarin in tientallen versies heel herkenbaar terug.

Eigen ethische actorschap

Binnen de EU heeft Oostenrijk het hoogste percentage biologische landbouw, omstreeks 25 procent, met een marktgroei van 17 procent ten opzichte van 2020. In Denemarken ligt dat percentage rond 12 procent. In Nederland rond de 3 procent.

Het lijkt er op dat náást het ethische bewustzijn van de consumenten ook het overheidsbeleid ten aanzien van landbouw en voeding een rol speelt. Maar dat agro-industrievriendelijke overheidsbeleid als argument nemen om zelf niets te doen klinkt wel erg gemakkelijk. Het gaat er dan op lijken alsof je je tot slachtoffer maakt, in plaats van je eigen ethische actorschap onder ogen te zien.

Als de toekomstige generaties ons te zijner tijd vragen hoe wij terugkijken op ons koopgedrag blijkt dat gedrag door hen als ethisch acteren gezien te worden. Dat weten we eigenlijke wel maar willen we het echt weten? In ons handelen van alledag?

Tenslotte moet ik toegeven dat ik zelf met moeite 30 procent van mijn maandelijkse aankopen echt zo ethisch bevredigend doe als ik ambieer. Hoe is dat voor jou? •

Dit artikel is geschreven door Jan Diek van Mansvelt, met medewerking van Wender van Mansvelt.

Wender van Mansvelt
The Optimist

The Optimist

The Optimist is een onafhankelijk opinietijdschrift over mensen en ideeën die de wereld veranderen.

Meer over The Optimist >

Reacties

Geef een reactie